Prejudiciële vragen m.b.t. uitleg begrip "doorvoer" als bedoeld in artikel 2 onder 32 van de Verordening EG nummer 1013/2006 ("de nieuwe EVOA")
/Rechtbank Rotterdam 4 mei 2012, LJN BW5680
 
 
|   
 Feiten 
 | 
|   
 Het onderhavige geschil betreft de uitleg van de   oude en de nieuwe EVOA en heeft betrekking op het begrip “doorvoer”. In casu   gaat het om een transport van gebruikte ongesorteerde kleding, dat via   Nederland (Rotterdam) werd verzonden vanuit Frankrijk met als bestemming de   Verenigde Arabische Emiraten. 
 | 
|   
 Standpunt OM 
 | 
|   
 Het OM beroept zich op het Omni Metal Service arrest   van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 17 juli 2009 (LJN BL2281), waarin   het Gerechtshof heeft overwogen dat er in de oude EVOA geen definitie van het   begrip “doorvoer” voorkomt doch in de nieuwe EVOA wel in art. 2 onder 32. Nu   die nieuwe EVOA op dit punt een codificatie vormt van hetgeen de Europese   wetgever reeds voor ogen stond, sluit het Gerechtshof zich aan bij de   definitie van “doorvoer” in de nieuwe EVOA. Deze definitie omvatte naar het   oordeel van het Gerechtshof evenmin als de oude EVOA een restrictie zoals die   is aangebracht in de Nederlandse interpretatie van het begrip, zoals voorheen   door de website van Senternovum weergegeven. 
 | 
|   
 Het begrip “doorvoer” dient dan ook ruimer uitgelegd   te worden dan de beperkte wijze waarop de Nederlandse autoriteiten het in het   verleden geïnterpreteerd hebben. Volgens het OM is deze uitleg van het   Gerechtshof in lijn met het doel van de oude EVOA en het controlestelsel dat   deze verordening in het leven roept, zoals blijkt uit de 6e considerans   waarbij is overwogen dat het toezicht en de controle op de overbrenging van   afvalstoffen zodanig moet worden geregeld dat er rekening wordt gehouden met   de noodzaak de kwaliteit van het milieu te beschermen en te verbeteren. 
 | 
|   
 Ter ondersteuning verwijst het OM naar art. 7 van de   oude EVOA. Dit artikel biedt aan de   bevoegde autoriteiten van   bestemming, verzending en “doorvoer” de mogelijkheid om bezwaar te maken   tegen een voorgenomen overbrenging van afvalstoffen waarvoor een kennisgeving   wordt gedaan. Ook kunnen door deze autoriteiten voorwaarden worden verbonden   aan het vervoer van de afvalstoffen binnen hun rechtsgebied. Voor de   autoriteiten van het land van “doorvoer” is in dit artikel bepaald dat onder   andere op grond van strijd met nationale bepalingen omtrent milieubescherming,   openbare orde en veiligheid of gezondheidsbescherming bezwaar kan worden   gemaakt tegen een voorgenomen overbrenging van afvalstoffen. 
 | 
|   
 Hieruit volgt dat de bevoegde autoriteiten van een   land van “doorvoer” uitdrukkelijk zeggenschap hebben over afvalstoffen die   zich op hun grondgebied bevinden. Genoemd artikel bevestigt de bedoeling van   de oude EVOA: een systeem van controle en toezicht op het internationale   transport van afvalstoffen van begin tot eind, zonder onderbreking en zonder   restricties voor landen waar doorheen de afvalstoffen worden vervoerd. In het   onderhavige geval, nu het een overbrenging van afvalstoffen vanuit Frankrijk   naar de Verenigde Arabische Emiraten betrof, had door de verdachte   rechtspersoon aan de bevoegde Nederlandse autoriteiten (Nederland als land   van “doorvoer”) kennisgeving van de verzending van de afvalstoffen moeten   worden gedaan. 
 | 
|   
 Standpunt verdediging 
 | 
|   
 Namens de verdachte rechtspersoon heeft de   raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er in het onderhavige geval geen   sprake was van “doorvoer” in de zin van de oude EVOA, aangezien de container   met afvalstoffen de Rotterdamse haven in transito aandeed -er werd slechts   aangemeerd- zonder dat de goederen werden ingeklaard door de douane, zodat   niet een kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten was vereist. Ter   ondersteuning van haar stelling verwijst de raadsvrouw naar de website van   Senternovum, een agentschap va het Ministerie van Economische Zaken, werkzaam   in opdracht van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en   Milieubeheer, die ten tijde van het strafbare feit het volgende vermeldde:   “Valt het aanmeren in een Nederlandse haven ook onder de definitie van doorvoer?”   en “Indien een (zee)schip dat afvalstoffen vervoert, aanmeert in een   Nederlandse haven, maar er geen op- en/of overslag van de afvalstoffen   plaatsvindt en de afvalstoffen niet aan de wal worden gebracht, is er volgens   de Nederlandse interpretatie van de Verordening 259/93 (EVOA) geen sprake van   doorvoer. In dit geval is dan ook geen kennisgevingsprocedure vereist. Indien   de afvalstoffen wel aan de wal worden op- en/of overgeslagen en een (ander)   schip de afvalstoffen vervolgens naar een ander land vervoert, is er sprake   van doorvoer als de op- en/of overslagactiviteiten van korte duur zijn en van   tevoren bekend is welk schip de afvalstoffen naar een ander land zal   vervoeren”. 
 | 
|   
 Uit deze tekst blijkt uitdrukkelijk dat door de   Nederlandse overheid het enkel aanmeren in een Nederlandse haven niet als   doorvoer wordt gezien. 
 | 
|   
 Rechtbank 
 | 
|   
 Tijdens de beraadslaging is de rechtbank tot de   conclusie gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest, omdat de   rechtbank vragen heeft over de interpretatie van de toepasselijke wet- en/of   regelgeving, waar zij behoefte heeft aan nadere informatie van het Hof van   Justitie van de Europese Unie. De rechtbank acht het in het belang van de   Nederlandse rechtspleging dat die vragen reeds thans aan het Hof worden   voorgelegd. 
 | 
|   
 Alvorens tot een oordeel te komen of door de   verdachte rechtspersoon in de onderhavige strafzaak ten onrechte is nagelaten   de in art. 15 van de oude EVOA geregelde kennisgevingsprocedure te volgen,   zou de rechtbank op de volgende vragen een antwoord willen hebben: 
 | 
|   
 Prejudiciële vragen 
 | 
|   
 1. Is in het geval van overbrenging per zeeschip van   afvalstoffen van een EU-lidstaat (in casu Frankrijk) naar een staat waarop   het OESO-Besluit niet van toepassing is (in casu de Verenigde Arabische   Emiraten) sprake van “doorvoer” in de zin van de oude en nieuwe EVOA, indien   onderweg de haven van een andere EU-lidstaat (in casu die van Rotterdam)   wordt aangedaan? 
 | 
|   
 2. Maakt het voor het antwoord op vraag 1 verschil   of: 
 | 
|   
 - er in die haven op- en/of overslag van die   afvalstoffen plaatsvindt en/of 
- die afvalstoffen aan de wal worden gebracht en/of  | 
|   
 - die afvalstoffen ter invoer worden aangegeven bij   de douane? 
 | 
|   
 Op grond van het bepaalde in art. 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zal de rechtbank het Hof van Justitie verzoeken op die vragen een prejudiciële beslissing te nemen.  | 
