Ondervragingsrecht verdediging en gebruik voor bewijs van ambtsedig proces-verbaal

Hoge Raad 19 februari 2013, LJN BZ1439 Feiten

Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden wegens (4) subsidiair met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd en (6) subsidiair met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen. Voorts heeft het Hof gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.

Door de verdediging is in hoger beroep aangevoerd dat de verklaringen van slachtoffer 1 en 2 moeten worden uitgesloten van het bewijs omdat de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad de getuigen te ondervragen. Het bekijken van de audiovisuele opnamen van de verhoren en het door Prof. Dr. J. Frenken verrichte onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaringen bieden geen compensatie. De verdediging betwist voorts de resultaten van het door Frenken verrichte onderzoek. Zouden de verklaringen voor het bewijs worden gebruikt, dan wordt daarmee gehandeld in strijd met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM.

Het hof heeft deze verklaringen gebruikt voor het bewijs en overweegt dienaangaande het volgende:

  • Hoewel de verdediging niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad slachtoffer 1 en 2 te (doen) ondervragen, staat art. 6 EVRM aan het gebruik tot het bewijs van de processen-verbaal van de studioverhoren bij de politie, inhoudende hun verklaring, niet in de weg. 
  • Het hof overweegt daartoe dat de betrokkenheid van de verdachte bij de hem ten laste gelegde feiten in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Daaruit blijkt dat, anders dan door de verdediging wordt gesteld, geen sprake is van (telkens) één bewijsmiddel uit één en dezelfde bron. 
  • Bovendien is aan de verdediging voldoende compensatie geboden voor het ontbreken van de mogelijkheid tot ondervraging. 
  • Door de deskundige Prof, dr. J. Frenken is een onderzoek verricht naar de betrouwbaarheid van de door slachtoffer 1 en 2 afgelegde verklaringen. De deskundige heeft daarvoor de audiovisuele opnamen van de studioverhoren bekeken en geanalyseerd. De deskundige is in aanwezigheid van de verdediging ter terechtzitting van de rechtbank hierover gehoord. Het hof heeft zowel kennis genomen van het deskundigenrapport als van zijn bij de rechtbank afgelegde verklaring. 
  • Voorts zijn de beelden van de studioverhoren ter terechtzitting van het hof getoond en zijn op verzoek van de verdediging bij de rechter-commissaris getuigen gehoord onder meer met betrekking tot de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen. 

Middel

Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, de verklaringen van slachtoffer 1 en slachtoffer 2 tot het bewijs heeft gebezigd, terwijl verdachte op geen enkel moment in de gelegenheid is gesteld om deze personen te (doen) ondervragen.

Oordeel Hoge Raad

In het licht van het EVRM is het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal voor zover inhoudende een niet ter terechtzitting afgelegde, de verdachte belastende verklaring niet zonder meer ongeoorloofd en in het bijzonder niet onverenigbaar met art. 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, EVRM.

Van die ongeoorloofdheid is geen sprake indien de verdachte niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, doch die verklaring in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dit laatste moet aldus worden begrepen dat reeds voldoende is als de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist (vgl. HR 29 januari 2013, LJN BX5539).

In casu heeft het Hof het voorgaande in acht genomen. Het oordeel van het Hof dat de betrokkenheid van de verdachte bij de hem ten laste gelegde feiten in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen, waarin besloten ligt dat dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van de hem belastende verklaringen die de verdachte betwist, is gelet op de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet onbegrijpelijk.

Het middel is tevergeefs voorgesteld.

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^