OM eist vrijspraak in strafzaak tegen rechter

Het Openbaar Ministerie heeft vandaag voor de Rechtbank Arnhem vrijspraak gevraagd in een strafzaak tegen een rechter van de Rechtbank Den Haag. Eerder had het OM de strafzaak tegen de rechter geseponeerd. Na een klachtprocedure hierover gelaste het Gerechtshof in Arnhem in juli van dit jaar alsnog de vervolging en bepaalde dat de zaak bij de Rechtbank Arnhem moest voorkomen. Het OM vermoedt dat de rechter in kwestie een maand na een rechtszaak in een aanvullend proces verbaal heeft laten opnemen dat hij deze zitting geschorst had, terwijl hij deze schorsing tijdens de zitting niet heeft uitgesproken. Dit levert een verdenking van valsheid in geschrifte op. Maar omdat er volgens het OM geen sprake is van opzet of van voorwaardelijke opzet, moet er volgens het OM vrijspraak volgen.

De rechter was op 5 november 2010 voorzitter van een meervoudige kamer die een strafzaak behandelde. Tijdens de zitting diende de raadsman van de verdachte een wrakingsverzoek in en werd de zitting geschorst. De rechter had op dat moment moeten uitspreken voor welke termijn de zitting geschorst was. Hierover staat echter niets in het proces-verbaal van de zitting. De wrakingskamer, die ruim een maand later bijeen kwam, merkte dit op.

De rechter heeft vervolgens een aanvullend proces-verbaal laten opmaken en aan de officier van justitie en aan de raadsman van de verdachte gegeven. In deze aanvulling staat dat abusievelijk niet in het proces-verbaal van de zitting van 5 november was opgenomen dat de zaak was aangehouden voor een termijn langer dan een maand, doch niet langer dan drie maanden. De verdachte die destijds terecht stond heeft aangifte gedaan tegen de voorzitter van de meervoudige kamer. Volgens de verdachte is er tijdens de zitting niets gezegd over de schorsingstermijn. Het aanvullende proces-verbaal zou daarom valselijk zijn opgemaakt door de rechter.

Volgens het OM is aannemelijk dat er op 5 november niet over de schorsingstermijn is gesproken en dat de voorzitter van de rechtbank het aanvullende proces-verbaal zo heeft geformuleerd dat het lijkt alsof het wél besproken is. Dit levert valsheid in geschrifte op, als vast komt te staan dat de rechter dit met opzet heeft gedaan, of in ieder geval het risico op het plegen van valsheid in geschrifte bewust heeft aanvaard.

Van opzet is volgens het OM geen sprake. De rechter was ervan overtuigd dat hij de schorsing wél had uitgesproken, maar dat het niet in het eerste proces-verbaal was opgenomen.  Als hij vanuit deze overtuiging een aanvullende proces-verbaal laat opmaken, pleegt hij niet opzettelijk valsheid in geschrifte.

Blijft nog over de vraag of de rechter bewust het risico  heeft aanvaard dat het proces-verbaal valselijk zou zijn opgemaakt. In dit verband merkt het OM  op dat de rechter het aanvullende proces-verbaal  meteen heeft laten opmaken. Hij heeft niet eerst de aantekeningen van de griffier  opgevraagd, om meer zekerheid te krijgen over het al dan niet uitspreken van de schorsingsformule. Dit kan volgens het OM uitgelegd worden als onzorgvuldig en risicovol. Maar het snelle handelen kan ook gezien worden als bewijs dat de rechter écht de overtuiging heeft gehad dat de schorsingsformule wél was uitgesproken.

Het OM is van mening dat ondanks deze onzorgvuldigheid niet bewezen kan worden dat de rechter bewust het risico heeft aanvaard dat hij strafbaar zou handelen. Omdat van opzet of van voorwaardelijke opzet geen sprake is, moet er volgens het OM vrijspraak volgen.

De rechtbank doet op 18 december om 13.00 uur uitspraak.

 

Bron: OM

Print Friendly and PDF ^