Meer maatwerk in de sociale zekerheid: het wetsvoorstel Wet handhaving sociale zekerheid nader belicht

Het wetsvoorstel Wet handhaving sociale zekerheid dat recent naar de Tweede Kamer is gestuurd, markeert een fundamentele heroriëntatie van het sanctie- en terugvorderingsbeleid binnen het sociaal bestuursrecht. Met deze wet wordt beoogd om meer maatwerk en rechtsgelijkheid te realiseren in de uitvoering van de socialezekerheidswetgeving. In plaats van automatisme en vaste sancties, introduceert het voorstel een wettelijk verplicht afwegingskader en heldere rechtswaarborgen. De menselijke maat, uitvoerbaarheid en rechtszekerheid staan centraal.

1. Reikwijdte en doelstelling van het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel bevat wijzigingsartikelen die van toepassing zijn op een groot aantal bestaande socialezekerheidswetten, waaronder de Participatiewet, de Werkloosheidswet (WW), de Ziektewet (ZW), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), en de Algemene Ouderdomswet (AOW). De voorgestelde wijzigingen hebben uitsluitend betrekking op de fase ná vaststelling van een onrechtmatigheid. Het gaat om de besluitvorming rondom het al dan niet opleggen van een waarschuwing, maatregel of boete en het proces van belangenafweging (memorie van toelichting, p. 4). Het wetsvoorstel is uitdrukkelijk niet van toepassing op de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) of het persoonsgebonden budget op grond van de Wmo.

2. Het afwegingskader: proportionaliteit en maatwerk

Een belangrijk nieuw element in het wetsvoorstel is het verplichte afwegingskader voor het opleggen van een sanctie. De relevante artikelen worden toegevoegd aan onder meer artikel 18a Participatiewet, artikel 27 WW en artikel 29b ZW. Daarin staat dat het bestuursorgaan de aard en ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid, en de eventuele rol van het bestuursorgaan moet meewegen bij zijn besluit. Dit vormt de kern van het nieuwe handhavingsregime (bijv. artikel XVI, onderdeel B, wetsvoorstel voor de Participatiewet).

3. Waarschuwingen, maatregelen en boetes

Het wetsvoorstel introduceert expliciet de mogelijkheid om een waarschuwing op te leggen in plaats van een maatregel of boete, zoals voorzien in het voorgestelde artikel 54b Participatiewet. Dit biedt ruimte om lichtere, gedragsgerichte handhaving toe te passen. Daarnaast worden bepalingen over maatregelen en boetes aangepast om een belangenafweging te vereisen, zoals terug te vinden in de voorgestelde artikelen 18a t/m 18d Participatiewet en vergelijkbare bepalingen in de WW en ZW.

4. Terugvordering: beperking van de termijn en rechtsbescherming

In artikel 58a Participatiewet (nieuw) en overeenkomstige bepalingen in andere wetten wordt een maximale terugvorderingstermijn van vijf jaar ingevoerd, tenzij sprake is van opzet of misbruik, waarvoor een termijn van tien jaar geldt. Ook wordt in artikel 58a lid 3 Participatiewet geregeld dat geen terugvordering plaatsvindt indien het bestuursorgaan een fout heeft gemaakt die voor de betrokkene niet kenbaar was. Daarnaast wordt de zogenaamde zesmaandenregel gecodificeerd (bijv. artikel 58a lid 5 Participatiewet).

5. Kwijtschelding van vorderingen

Het wetsvoorstel voorziet in een verkorting van de termijn voor kwijtschelding van tien naar vijf jaar. Dit is onder meer geregeld in het nieuwe artikel 58b Participatiewet. Betrokkenen die vijf jaar lang voldoen aan hun verplichtingen kunnen eerder perspectief krijgen op een schuldenvrije toekomst. Vergelijkbare bepalingen worden opgenomen in onder andere de AOW, ZW en WIA.

6. Uitvoeringskaders en rechtswaarborgen

De voorgestelde wijzigingen bevestigen dat de waarborgen uit artikel 6 EVRM van toepassing blijven op de bestuurlijke boete. Daarnaast bevat het wetsvoorstel (o.a. artikel 54c Participatiewet, nieuw) een informatieplicht voor bestuursorganen om de betrokkene adequaat te informeren over zijn rechten en plichten en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.

7. Verwachte effecten en implementatie

Het kabinet verwacht dat het aantal bezwaar- en beroepsprocedures zal afnemen, doordat sancties beter worden gemotiveerd en vaker wordt gekozen voor lichtere vormen zoals waarschuwingen (memorie van toelichting, p. 12). Gemeenten en uitvoeringsinstanties worden nauw betrokken bij de implementatie, die gepland staat voor 1 januari 2027. Binnen vijf jaar na inwerkingtreding zal een evaluatie plaatsvinden.

Print Friendly and PDF ^