Medeplegen valsheid door dierenarts voor oplichten verzekering

Rechtbank Gelderland 20 september 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4098

Verdachte heeft te Heidelberg een overlijdensattest opgesteld betreffende een paard genaamd Naam 2 (hierna: Naam 2. Hierin is opgenomen dat hij het paard op 1 februari 2011 orthopedisch heeft onderzocht in de stal van de Naam 4 in Fussgonheim, Duitsland, en dat het paard op die dag is gedood naar aanleiding van de diagnose.

Op 2 februari 2011 heeft medeverdachte Naam 6, thans genaamd Naam 5, namens Naam 6 Stables bij benadeelde een schadeclaim ingediend in verband met het overlijden van het paard Naam 2 doormiddel van een schadeformulier dat is ondertekend te Gaanderen. Naam 6 heeft op verzoek van benadeelde onder andere het bovengenoemde overlijdensattest van Naam 2 overgelegd. Benadeelde heeft op 1 juni 2011 het maximale schadebedrag (per gebeurtenis) van €25.000,- uitgekeerd. Naam 7, eigenaar van Naam 8, heeft het paard Naam 2 gekocht in Frankrijk op 27 augustus 2003 en verkocht aan Naam 9 op 10 september 2012. Naam 9 heeft het paard verkocht aan Naam 10. Naam 10 heeft het weer doorverkocht aan Naam 11 uit Amerika. Op 3 oktober 2012 heeft een dierenarts onderzoek gedaan naar het paard Papillion met het chip-nummer 528210000749482, ten behoeve van het transport naar Amerika. Dit chipnummer komt overeen met het chipnummer dat handgeschreven op het kopie paspoort van Naam 2 staat en de aanvraag hengstenkeuring van Naam 7. Dit chipnummer is ook bekend bij het KWPN.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat van het vereiste oogmerk tot de misleiding geen sprake is. Er valt niet te bewijzen dat verdachte opzettelijk in strijd met de waarheid in het attest heeft opgenomen dat het paard is overleden. Verdachte is er op basis van de aan hem verstrekte informatie door medeverdachte Naam 12 van uit gegaan dat het paard moest en zou worden afgemaakt. Hij heeft om Naam 12 een gunst te bewijzen de verklaring opgesteld.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank stelt op basis van bovenstaande feiten vast dat Naam 2 niet dood is, althans niet gedood is op 1 februari 2011.

Verdachte heeft verklaard dat hij Naam 2 op 1 februari 2011 niet heeft onderzocht, niet in de stal van de Naam 4 te Duitsland en ook niet in Nederland. De assistent-dierenarts van verdachte, Naam 13, heeft dit bevestigd.

Verdachte heeft verder verklaard dat Naam 6 hem heeft gebeld op 1 februari 2011 met de mededeling dat hij in zijn stal een paard met een gebroken been had en een hij certificaat van een gespecialiseerde dierenarts nodig had. De röntgenfoto’s die Naam 6 hem vervolgens toestuurde heeft hij medisch beoordeeld en hij heeft aangegeven dat het paard niet verder kon leven.

Uit de verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat de inhoud van het overlijdensattest in strijd met de waarheid is en dat dit aldus vals is opgemaakt.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat het overlijdensattest nodig was voor de eigenaar van het paard en voor de verzekeraar. In de e-mail van 8 maart 2011 aan verdachte heeft Naam 6 informatie over het paard gegeven, zoals de Naam, het levensnummer, de geboortedatum, de dag van de gebeurtenis (1 februari 2010), welk been het betrof en dat Naam 6 met het paard naar de plaats van verdachte is gekomen. In de reactie van verdachte in de e-mail van 9 maart 2011 staat:

“Hello my friend, I just have one question for the case, that the insurance will have any questions about the fact, what we did with the death horse? Isn’t it easier if we wrote that I was at your place?”

Uit deze e-mail blijkt dat verdachte met Naam 6 informatie afstemt over de inhoud van het attest in verband met eventuele vragen van de verzekeraar.

Gelet op het feit dat het overlijdensattest dateert van 15 maart 2011, is de inhoud van het overlijdensattest voorafgaand bewust en in nauwe samenspraak opgesteld ten behoeve van de van Naam 6, zodat hij dit kon gebruiken. Door Naam 6 is informatie doorgegeven en er heeft overleg plaatsgevonden over wat er in het attest moest worden opgenomen over de plaats van het onderzoek.

Dat er geknipt en geplakt is uit een eerder standaarddocument – zoals door de verdediging betoogd – is daarmee ongeloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte in het overlijdensattest opzettelijk informatie opgenomen die in strijd is met de waarheid.

Gelet hierop en gelet op het feit dat verdachte wist dat het overlijdensattest mogelijk gebruikt ging worden voor de verzekering, is de rechtbank van oordeel dat verdachte het oogmerk heeft gehad dat het overlijdensattest als echt en onvervalst door Naam 12 gebruikt zou gaan worden.

De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

  • Feit 2: Medeplegen van valsheid in geschrift.

Strafoplegging

  • Geldboete van €2.500

Lees hier de volledige uitspraak.


Print Friendly and PDF ^