Maatstaf artikel 94 Sv beslag onder een derde. HR herhaalt relevante overwegingen.

Hoge Raad 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3116

De Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, heeft bij beschikking van 15 november 2013 het door klaagster ingediende klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave aan klaagster gelast van € 11.000.

Zij heeft daartoe het volgende overwogen: "Het klaagschrift strekt tot opheffing van het op 10 juni 2013 door de Bovenregionale Recherche Zuid-Nederland onder [betrokkene] gelegde beslag op een aan klaagster toebehorend geldbedrag van € 11.000,- en de teruggave daarvan aan klaagster. (...) 

De beoordeling

(...) Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, kan naar het oordeel van de rechtbank klaagster redelijkerwijs als rechthebbende worden aangemerkt. Gelet op het voorgaande is de rechter van oordeel dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard als hierna te melden."

Tegen deze beschikking is door de officier van justitie bij het parket Oost-Brabant cassatieberoep ingesteld.

Middel

Het middel klaagt dat de Rechtbank bij haar beslissing een onjuiste maatstaf heeft toegepast, althans haar beslissing ontoereikend heeft gemotiveerd.

Beoordeling Hoge Raad

In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter

  • a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
  • b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.

In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.

Indien het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vordert en een derde op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend strekkende tot teruggave, dient de rechter te beoordelen of de klager die stelt rechthebbende te zijn, inderdaad redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomene kan worden aangemerkt. (Vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654)

Door te overwegen als hiervoor is weergegeven heeft de Rechtbank, die zich niet heeft uitgelaten over de vraag of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, haar beslissing ontoereikend gemotiveerd.

Het middel is derhalve terecht voorgesteld.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^