Gebruik voor bewijs van in reclasseringsadvies neergelegde verklaring van verdachte

Hoge Raad 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1128

De Hoge Raad herhaalt in deze uitspraak relevante overwegingen inhoudende dat verklaring van verdachte in reclasseringsadvies in beginsel niet mag worden gebruikt voor het bewijs van het ten laste gelegde. 

De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien dagen met aftrek en een taakstraf voor de duur van negentig uren wegens wederspannigheid (feit 1 primair) en schuldheling (feit 2).

In het bestreden arrest heeft het Hof met betrekking tot het bewijs het volgende overwogen:

"Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij van twee - hem volstrekt onbekende - personen een aanbod kreeg om twee motorscooters voor een bedrag van €300 per stuk te repareren. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij aan die personen heeft gevraagd of de motoren gestolen waren welke vraag ontkennend werd beantwoord. De scooters zijn (deels) gedemonteerd, overgespoten en/of zonder kentekenplaat in de kelderbox van verdachte aangetroffen. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden verdachte niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht. Nu deze omstandigheden zozeer afwijken van hetgeen in het normale handelsverkeer gebruikelijk is, had verdachte minst genomen redelijkerwijs moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof."
 

Middel

Het middel klaagt onder meer over het tot het bewijs van het onder 2 bewezenverklaarde bezigen van een in het reclasseringsadvies van 5 maart 2013 neergelegde verklaring van de verdachte.
 

Beoordeling Hoge Raad

Het uitbrengen van het reclasseringsadvies, welk rapport zich bij de stukken van het dossier bevindt en kennelijk is opgemaakt ten behoeve van een zogenoemde 'OM-afdoening', behoort tot de reclasseringswerkzaamheden als bedoeld in art. 8, eerste lid onder a, Reclasseringsregeling 1995, kort gezegd: het doen van onderzoek naar en het geven van voorlichting en advies over de verdachte. Daarbij gaat het om een kort verslag van door de reclasseringswerker aan de hand van in een gesprek met de verdachte verkregen informatie, in het bijzonder met het oog op beslissingen over de afdoening van de zaak. Een zodanig rapport strekt tot het geven van voorlichting over de persoon, de persoonlijkheid en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Mede tegen de achtergrond van de hulpverleningsrelatie waarin de reclasseringsambtenaar tot de verdachte staat, mag de verklaring van de verdachte in een dergelijk reclasseringsadvies in beginsel niet worden gebruikt voor het bewijs van het tenlastegelegde (vgl. HR 18 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3610, NJ 2008/192).

Het middel is in zoverre terecht voorgesteld. Nochtans leidt dit niet tot cassatie, omdat de bewezenverklaring ook met weglating van genoemd rapport (bewijsmiddel 3) toereikend is gemotiveerd, gelet op de door het Hof blijkens zijn hiervoor weergegeven overweging tot het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte tegenover de Rechter-Commissaris (vgl. HR 24 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7985, NJ 2004/165).
 

Conclusie AG

14. Het hof heeft de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde onder meer doen steunen op een geschrift inhoudende een reclasseringsadvies dat betrekking heeft op de verdachte, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte dat hij de scooters ter reparatie van twee jongens had gekregen en voor elke scooter €300 zou krijgen, dat de jongens desgevraagd hebben gezegd dat de scooters niet van diefstal afkomstig waren en dat hij de jongens nooit meer heeft gezien.

15. Mede tegen de achtergrond van de hulpverleningsrelatie waarin de reclasseringsambtenaar tot de verdachte staat, mag de verklaring van de verdachte in een adviesrapport als in de onderhavige zaak aan de orde niet worden gebruikt voor het bewijs van het ten laste gelegde.2 Het hof heeft de verklaring die is opgenomen in het reclasseringsrapportage dan ook ten onrechte tot het bewijs gebezigd. De steller van het middel klaagt daarover terecht.

16. De vraag rijst of het gebruik voor het bewijs van de verklaring van de verdachte die is opgenomen in het reclasseringsadvies tot cassatie zal moeten leiden. Ik meen dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Ik wijs daartoe op de volgende twee benaderingen.

17. In zijn nadere bewijsoverweging heeft het hof overwogen dat de verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij van twee – hem volstrekt onbekende – personen een aanbod kreeg om twee motorscooters voor een bedrag van €300 per stuk te repareren. De verdachte heeft toen voorts verklaard dat hij aan die personen heeft gevraagd of de motoren gestolen waren, welke vraag ontkennend werd beantwoord.

18. Een blik achter de papieren muur leert dat de verdachte in het kader van de toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling ten overstaan van de rechter-commissaris onder meer het volgende heeft verklaard:

“(…) De goederen die aangetroffen zijn in mijn schuur daarvan weet ik absoluut niet waar deze vandaan komen. Twee mannen die ik als volgt kan omschrijven, een blanke man met kort haar, blauwe ogen, jeans en een timberland jack, Nike schoenen en een tatoeage op zijn arm en een Afrikaanse man, rasta haar lange grote jas, jeans en Nike schoenen. Ik weet niet hoe zij bij mij zijn beland. Twee weken geleden kwamen ze naar mij toe. Ik was toevallig thuis. Ze hadden een paar scooters bij zich en ze wisten dat ik goed kan sleutelen aan scooters en ze vroegen of ik die voor hen wilde maken. Ik zei dat ik dat niet wilde doen. Ik vroeg of ze gestolen waren. Ze zeiden dat de scooters niet gestolen waren. Ze zeiden tegen mij dat ik 300 euro per stuk voor het maken kon krijgen. Ik weet niet of de scooters gestolen zijn. (…).”

19. De bewijsconstructie zou verbeterd kunnen worden gelezen, te weten met weglating van bewijsmiddel 3, waarbij het niet opnemen van de verklaring die de verdachte bij de rechter-commissaris heeft afgelegd kan worden beschouwd als een kennelijke vergissing van het hof.3 Daarvoor pleit dat het hof in zijn bewijsoverweging uitdrukkelijk heeft verwezen naar de verklaring van de verdachte zoals afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris. Het arrest bevat daarmee een waardering van de desbetreffende verklaring. De verklaring die de verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd komt bovendien inhoudelijk overeen met de verklaring van de verdachte die is opgenomen in het door het hof als bewijsmiddel gebruikte reclasseringsadvies. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 12 oktober 2016 blijkt voorts dat de voorzitter mondeling de korte inhoud van de stukken in de zaak heeft medegedeeld. Gelet op het voorafgaande, meen ik dat de bewijsvoering in die zin verbeterd kan worden gelezen, dat de verklaring die de verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd en waaraan het hof in zijn bewijsoverweging refereert als bewijsmiddel wordt ingelezen in plaats van de verklaring die in de huidige bewijsconstructie als bewijsmiddel 3 is opgenomen.

20. Ook in geval de Hoge Raad van oordeel is dat een dergelijke verbeterde lezing te ver voert, meen ik dat cassatie achterwege kan blijven. Het verhandelde ter terechtzitting - waaronder begrepen de inhoud van de aldaar voorgehouden stukken van het dossier alsmede hetgeen aldaar naar voren is gebracht – kan onder omstandigheden aanleiding zijn voor het oordeel dat een nieuwe behandeling van de zaak niet tot een andere uitkomst ten aanzien van de bewezenverklaring zal leiden, zodat de verdachte in cassatie niet een voldoende in rechte te respecteren belang heeft bij zijn klacht over de toereikendheid van de bewijsvoering.4 Ik meen dat een dergelijke situatie zich in dezen voordoet. Daartoe wijs ik er nogmaals op dat het hof in de bewijsoverweging heeft verwezen naar de door de verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaring en die inhoudelijk overeenstemt met de ten onrechte voor het bewijs gebruikte verklaring van de verdachte die in de reclasseringsrapportage is opgenomen. Het ligt dan ook in de lijn van de verwachting dat het hof deze verklaring in zoverre alsnog aan de bewijsmiddelen zal toevoegen in plaats van de verklaring van de verdachte die in het reclasseringsadvies is opgenomen. De verdachte heeft aldus in cassatie niet een voldoende in rechte te respecteren belang bij zijn klacht. Het middel kan in zoverre, hoewel terecht voorgesteld, niet tot cassatie leiden.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^