Afdeling bestuursrechtspraak vult criterium 'gevolgen van enige betekenis' in

Raad van State 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271

In een uitspraak in een geschil over een mestbassin in Mechelen in Limburg heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het criterium 'gevolgen van enige betekenis' nader ingevuld. Dit criterium speelt een belangrijke rol bij de vraag wie belanghebbende is bij geschillen over omgevingsrechtelijke besluiten. Er bleek in de rechtspraktijk onduidelijkheid over de invulling van dit criterium. Met een nadere invulling van het criterium en een uitgebreide toelichting daarop in de uitspraak hoopt de Afdeling bestuursrechtspraak tegemoet te komen aan een behoefte in de rechtspraktijk.

Correctie op uitgangspunt

Het uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Maar die feitelijke gevolgen moeten wel iets voorstellen. Daarom wordt het criterium 'gevolgen van enige betekenis' gehanteerd als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene zo gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij spelen de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (zoals geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit een rol. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

Norm niet bepalend

Als bepaalde milieugevolgen zijn genormeerd door een afstandseis, een contour of een grenswaarde, is deze norm niet bepalend voor de vraag of iemand belanghebbende is bij het besluit.

Kring van belanghebbenden

De kring van belanghebbenden kan afhankelijk zijn van de aard van het besluit. Zo hoeft die kring bij een handhavingsbesluit niet altijd samen te vallen met die bij een besluit tot vergunningverlening.

Bestuursorgaan stelt vast, bestuursrechter oordeelt

Bij besluiten over activiteiten in het omgevingsrecht is het doorgaans de taak van het bestuursorgaan om bij de bestuurlijke voorprocedure de kring van belanghebbenden vast te stellen. Als (hoger) beroep wordt ingesteld, is het aan de bestuursrechter om te oordelen over de vraag wie belanghebbenden zijn bij een besluit. De rechtzoekende hoeft niet zelf aan te tonen dat hij belanghebbende is. Alleen als de vraag aan de orde is of 'gevolgen van enige betekenis' ontbreken en dus de vraag of er aanleiding is de correctie toe te passen, kan en mag van de rechtzoekende worden gevraagd uit te leggen welke feitelijke gevolgen hij van de activiteit ondervindt of vreest te zullen ondervinden.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^