EHRM 19 juli 2012, nr. 26171/07, Hümmer vs. Duitsland: Eerdere verklaring van een getuige, die niet op zitting nader wil verklaren, mag niet zonder verdere waarborgen als bewijs gebruikt worden
/EHRM: art. 3 en 5 EVRM, voorlopige hechtenis, gronden voorlopige hechtenis, motivering, alternatieven, borg
/
Het Hof wijst er voorts op dat ten tijde van het geven van een bevel tot voorlopige hechtenis een redelijk vermoeden van schuld een conditio sine qua non is, maar bij het voortduren van de tijd is dit redelijk vermoeden van schuld op zichzelf niet meer voldoende. Bij het voortduren van de voorlopige hechtenis dient de bevoegde rechterlijke instantie andere gronden te betrekken voor de rechtvaardiging van de vrijheidsbeneming. In de rechtspraak van het Hof zijn vier aanvaardbare gronden ontwikkeld, te weten vluchtgevaar, collusiegevaar, recidivegevaar en gevaar voor de openbare orde.
EHRM: Eerdere verklaring van een getuige, die als medeverdachte een beroep doet op zijn zwijgrecht, mag niet zonder verdere waarborgen als bewijs gebruikt worden.
/
Het betreft de veroordeling van een man in 2004 die ervan werd verdacht drugs (XTC) te smokkelen in auto-onderdelen van Nederland naar Australië. Verdachte ontkende niet dat hij auto-onderdelen liet verschepen, wel dat hij wist dat daar drugs in zaten. Hij werd veroordeeld op grond van de belastende verklaring van medeverdachte M. afgelegd in voorlopige hechtenis. M. beriep zich later als getuige in de strafprocedure tegen Vidgen op zijn eigen zwijgrecht en weigerde vragen over de rol van Vidgen te beantwoorden. Vidgen kreeg dus niet de kans de verklaringen van M. te controleren. Ander bewijs ontbrak. Het Amsterdamse hof veroordeelde Vidgen, de Hoge Raad bevestigde dit arrest.
Het EHRM oordeelt nu dat in strijd met art. 6 EVRM is gehandeld:
"The Court thus concludes that M.’s statements to the German police officer were the “sole” evidence of the applicant’s criminal intent and thus “decisive” for the applicant’s conviction. The present case is therefore to be likened to Lucà and to Tahery’s case in Al-Khawaja and Tahery. The earlier admissibility decision in the case of Peltonen, prayed in aid by the Government, does not alter this finding. It is important to note that in the latter case, the domestic court relied on corroborating evidence in the form of statements of other witnesses, telephone traffic records and the presence of a sum of money in cash that could only be accounted for as the proceeds of crime.
Although it must be accepted that, as the Government state, reasonable attempts were made to allow the applicant to obtain answers from M., his persistence to remain silent made such questioning futile. The handicaps under which the defence laboured were therefore not offset by effective counterbalancing procedural measures.
The foregoing leads the Court to conclude that there has been a violation of Article 6 §§ 1 and 3 (d) of the Convention."
De uitspraak ligt in het verlengde van eerdere uitspraken van het Hof waarin is bepaald dat een veroordeling niet in beslissende mate mag berusten op de verklaring van een getuige die niet door de verdediging kan worden gehoord (Lucà; Al-Khawaja and Tahery).
NJCM: Uitspraak EHRM in de zaak Vidgen t. Nederland – schending van art. 6 EVRM
Kritiek op Silvis als Nederlandse rechter EHRM
/Deze keuze heeft inmiddels een golf van kritiek teweeg gebracht. Reden hiervan is dat Silvis in 2001 deel uitmaakte van de Strafkamer die Cees B. ten onrechte veroordeelde voor de Schiedammer Parkmoord. Deze zaak wordt gezien als één van de grootste gerechtelijke dwalingen in Nederland. Silvis zou door deze dwaling alle gezag als rechter hebben verloren, waardoor Nederland met de benoeming van Silvis als rechter bij het EHRM voor gek zou staan in Europa.
Kritiek op nieuwe Nederlandse rechter EHRM, recht.nl
Kritiek op nieuwe Nederlandse rechter mensenrechtenhof, nrc.nl
Kritiek op keuze Nederlandse rechter Europees hof, nieuws.nl