OM: Wet computercriminaliteit III noodzakelijk in de opsporing van criminelen

Het is voor het Openbaar Ministerie en de politie noodzakelijk dat de wet computercriminaliteit III wordt aangenomen, om de opsporing en vervolging van cybercriminelen te versterken. De ontwikkelingen op het terrein van technologie, internet en communicatie gaan razendsnel. Ook criminelen hebben toegang tot steeds meer en verder ontwikkelde digitale middelen en technieken. Ze gebruiken onder meer encryptie om bestanden te beveiligen, beveiligde communicatiediensten (zoals Whatsapp, Skype en Viber en Telegram), anoniemehotspots en cloud computing diensten. Daarmee proberen ze hun criminele activiteiten te verhullen en uit handen te blijven van Openbaar Ministerie (OM) en politie. Daarnaast zijn burgers en bedrijven zich nog onvoldoende bewust van de gevaren van een computervredebreuk. Daardoor is de kans op grote hacks reëel met alle risico’s en gevolgen van dien.

Top 10

Nederland staat in de top 10 van landen ter wereld met de meeste cyberaanvallen. De uitstekende infrastructuur van snel, goedkoop en stabiel internet in Nederland trekt wereldwijd cybercriminelen aan, die de servers in ons land gebruiken voor hun illegale praktijken.

De bestaande bevoegdheden van OM en politie zijn onvoldoende toegesneden op de voortschrijdende technologische ontwikkelingen. Het OM acht het om die reden noodzakelijk dat de wet computercriminaliteit III wordt aangenomen en ingevoerd, om de opsporing en vervolging van (computer)criminelen te verbeteren en te versterken.

Wet opsporing computercriminelen

De wet computercriminaliteit III biedt essentiële bevoegdheden voor de opsporing en vervolging van (cyber)criminaliteit. Deze wet voor de opsporing van (computer)criminelen stelt de heling van gegevens strafbaar. Tevens creëert deze een bevoegdheid voor opsporingsambtenaren om de computer van criminelenbinnen te gaan, om ernstige strafbare feiten op te sporen en tegen te gaan dat (computer)criminelen meer ernstige feiten plegen.

Bovendien stelt de wet het strafbaar om (online) minderjarigen te benaderen met als doel ontuchtige handelingen met hen te plegen. Maar ook om op internet goederen en diensten te koop aan te bieden zonder te leveren. Tot slot bouwt de wet de bevoegdheden van de officier van justitie uit om te bevelen dat gegevens op internet ontoegankelijk worden gemaakt. Dat gebeurt altijd met machtiging van de rechter-commissaris.

Niet te kraken

De huidige strafvorderlijke bevoegdheden zijn vooral gericht op communicatie die te onderscheppen is. Dus door een lopende stroom van communicatie te onderscheppen (tap, OVC) of (in beslaggenomen) gegevensdragers te onderzoeken.

Voor de niet te kraken gegevens en de huidige –en in de toekomst steeds meer te verwachten – ongrijpbare (gecrypte) communicatie, bieden de bestaande bevoegdheden van opsporingsambtenaren onvoldoende soelaas.

Bron: OM

 

Meer weten over de Wet computercriminaliteit III  en over de opsporing van computercriminaliteit? Kom dan op 14 april 2016 naar de Basiscursus Cybercrime.

Klik hier voor meer informatie.

 

Print Friendly and PDF ^

Aanhoudingen in internationaal bitcoins onderzoek

De FIOD heeft op 19 januari, onder leiding van hetFunctioneel Parket, 15 adressen doorzocht en 10 aanhoudingen verricht in het kader van een grootschalig internationaal bitcoins onderzoek. De doorzoekingen vonden plaats in Rotterdam, Zoetermeer, Almere, Dordrecht, Zaandijk, Schiedam, ‘s-Gravenhage en Putten. Er is beslag gelegd op luxe voertuigen, contanten, bankrekeningen en, door middel van rechtshulpverzoeken aan de VS, Australië, Litouwen en Marokko, op goederen waaronder bitcoins accounts. Tevens zijn er grondstoffen voor de vervaardiging van XTC aangetroffen.

Aanleiding

Het onderzoek is gestart naar aanleiding van signalen van banken over het overschrijven van grote geldbedragen, waarbij steeds en direct na ontvangst van een geldbedrag dit contant werd opgenomen.

Dark web

Zoals de eerlijke burger handelt via websites als E-bay en Marktplaats, hebben criminelen hun eigen vraag-en-aanbod-websites, die te vinden zijn op het ‘Dark Web’. Het Dark Web is een deel van het internet dat moeilijker toegankelijk is voor de gemiddelde internetgebruiker. Het Dark Web wordt niet in kaart gebracht door de gebruikelijke zoekmachines. In de criminele wereld worden op dergelijke websites (zoals Silk Road) diensten en of goederen op het Dark Web aangeboden en verkocht waar men elkaar met bitcoins betaalt.

Verdachten

In dit onderzoek zijn verschillende verdachten in beeld gekomen: de criminele ‘handelaren’ op Dark Web die met bitcoins betalen en de zogenaamde ‘bitcoin-cashers’ die de bitcoins van deze handelaren, tegen betaling, omwisselen in contanten. Zowel de handelaren als de bitcoin-cashers  zijn alsverdachte aangemerkt waarbij de bitcoincashers zijn aangemerkt als hoofdverdachten in dit onderzoek. Alle 10 verdachten worden verdacht van witwassen.

Werkwijze

De bitcoincashers kopen bitcoins van handelaren die deze bitcoins vermoedelijk hebben verkregen door te handelen in illegale goederen op Dark Web waarbij bitcoins als betaalmiddel worden gebruikt. De bitcoincashers verkopen vervolgens op legale bitcoinplatforms deze bitcoins voor euro’s aan zogenaamde exchange-kantoren. De opbrengsten, de euro’s, van deze verkopen worden na ontvangst op de bankrekening contant opgenomen. Vermoedelijk gaat het hierbij om vele miljoenen euro’s.

Bitcoinhandel

De bitcoinhandel is niet gereguleerd en onttrekt zich aan het toezicht van de regelgever en financiële toezichthouders. Het is daarom een aantrekkelijk middel voor criminelen om crimineel verkregen geld wit te wassen. Het onderzoek heeft echter aangetoond dat het Dark Web geen anonimiteit garandeert en dat FIOD ook hier het recherchewerk kan doen. FIOD en OM zullen hun bevindingen delen met AFM en de Nederlandse Vereniging van Banken.

Bron: OM

 

Meer weten? Kom dan op 14 april naar de Basiscursus Cybercrime.

Klik hier voor meer informatie.

 

Print Friendly and PDF ^

Wetsvoorstel Computercriminaliteit bij Tweede Kamer ingediend

Op 22 december 2015 is het Wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III) bij de Tweede Kamer ingediend. Met dit wetsvoorstel wordt de opsporing en vervolging van computercriminaliteit versterkt. Dit is noodzakelijk vanwege technologische ontwikkelingen op internet en het gebruik van computers voor communicatie en de verwerking en opslag van gegevens.

Ook worden burgers beter beschermd tegen bijvoorbeeld ‘grooming’ of de verspreiding van kinderpornografie, en tegen ernstige criminaliteit waarbij computers worden gebruikt. Het wetsvoorstel Computercriminaliteit III van staatssecretaris Dijkhoff, dat vandaag bij de Tweede Kamer is ingediend, biedt daartoe de mogelijkheden.

Bevoegdheid

Zo mogen politie en justitie straks heimelijk en op afstand (‘on line’) onderzoek doen in computers. Dat kan een personal computer zijn, een mobiele telefoon of een server. Het geeft opsporingsambtenaren ruimte om verschillende onderzoekshandelingen toe te passen bij de opsporing van ernstige delicten. Zij kunnen gegevens ontoegankelijk maken of kopiëren, maar ook communicatie aftappen of observeren. Politie en justitie hebben steeds meer last van versleuteling van elektronische gegevens. Internetgebruikers kunnen zelfs via bepaalde diensten gegevens anoniem transporteren. Dit speelt criminelen in de kaart.

Striktere waarborgen

Om te kunnen tappen en observeren moet het gaan om een ernstig misdrijf, waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is en dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt. Overigens geldt bij alle onderzoekshandelingen dat er een machtiging nodig is van de rechter-commissaris, op verzoek van de officier van justitie. Ook wordt de inzet van de bevoegdheid getoetst door de Centrale Toetsingscommissie, een adviesorgaan binnen het OM.

Naar aanleiding van de consultatie en het advies van de Raad van State komen er strengere voorwaarden met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Nieuw is dat het ontoegankelijk maken of kopiëren van gegevens pas is toegestaan bij een zeer ernstig misdrijf, waarop een gevangenisstraf staat van acht jaar of meer. Bijvoorbeeld mensenhandel of deelname aan een terroristische organisatie.

In een beperkt aantal gevallen kan dat ook bij misdrijven met een vrijheidsstraf lager dan acht jaar. Reden hiervoor is dat er delicten zijn die naar hun aard worden gepleegd met behulp van een computer en waarbij er een duidelijk maatschappelijk belang is om een einde te maken aan de strafbare situatie. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij het verleiden van een minderjarige tot ontucht, waaronder ‘grooming’. Hetzelfde geldt voor het ontoegankelijk maken van kinderpornografisch materiaal dat op internet staat. Ook bij de bestrijding van een botnet kan het onvermijdelijk zijn om een server binnen te dringen om gegevens ontoegankelijk te maken. Bijvoorbeeld als banken worden belaagd door een DDOS-aanval. Er komt een algemene maatregel van bestuur waarin deze misdrijven beschreven staan.

Om een botnet (DDOS-aanvallen) onschadelijk te maken, kan het noodzakelijk zijn toegang te krijgen tot de servers die daar onderdeel van zijn. Het optreden in cyberspace kan met zich meebrengen dat gegevens ontoegankelijk worden gemaakt, ook als deze zich op een server in het buitenland bevinden. Als bekend is waar de gegevens zich bevinden, is een rechtshulpverzoek nodig.

Verder is het voorstel voor het decryptiebevel aan verdachten geschrapt vanwege de verhouding met het nemo tenetur-beginsel, dat inhoudt dat de verdachte niet aan zijn eigen veroordeling hoeft mee te werken.

Meer bescherming

Het wetsvoorstel regelt verder een aantal zaken waardoor er meer bescherming komt voor minderjarigen en consumenten.

Lokpuber

Bij ‘grooming’ worden kinderen met behulp van chat- of emailverkeer verleid tot een ontmoeting, om ze seksueel te misbruiken. Het wordt mogelijk lokpubers in te zetten om de opsporing en vervolging van ‘groomers’ te vergemakkelijken die via internet in contact willen komen met minderjarigen. Een lokpuber is een politiefunctionaris die onder een dekmantel werkt en zich voordoet als een minderjarige onder de zestien jaar. Ook kan een lokpuber worden ingezet als een minderjarige via internet wordt verleid om getuige te zijn van seksuele handelingen.

Online handelsfraude

Malafide verkopers die op internet herhaaldelijk goederen of diensten te koop aanbieden, maar niet leveren, kunnen straks strafrechtelijk worden vervolgd. De zelfstandige strafbaarstelling heeft te maken met de ontwikkeling van het internet en de invloed daarvan op het handelsverkeer. Op websites worden kopers verleid te betalen zonder dat de goederen of diensten worden geleverd. Slachtoffers blijven met lege handen achter, omdat de verkoper voor hen niet of nauwelijks te achterhalen is.

Heling van computergegevens

Verder wordt heling van computergegevens als zelfstandig delict strafbaar. De strafbaarstelling dient om te voorkomen dat, bijvoorbeeld na een inbraak in een computer, derden de gestolen informatie in handen krijgen en vervolgens op websites plaatsen.

In de praktijk worden regelmatig computergegevens gebruikt die door misdrijf verkregen zijn, bijvoorbeeld door hacken van een computer of door het listig afhandig maken van wachtwoorden en toegangscodes van gebruikers. De strafbaarstelling kan ook helpen bij de aanpak van wraakporno. Er komt een gevangenisstraf van maximaal een jaar op te staan.

Documenten:

 

Print Friendly and PDF ^

Overeenstemming bereikt over Europese richtlijn cybersecurity: eerste Europese cybersecurityregels binnenkort een feit?

Na ruim twee jaar onderhandelen lijkt een doorbraak te zijn bereikt voor wat betreft het Europese voorstel ter invoering van een richtlijn over netwerk- en informatiebeveiliging (NIBrichtlijn). Na lange onderhandelingen hebben de betrokken Europarlementariërs en de Raad van de EU op 7 december overeenstemming bereikt over de tekst van de NIB-richtlijn. De richtlijn zal een algemene beveiligingsplicht en meldplicht voor beveiligingsincidenten in het leven roepen die veel marktpartijen zal raken. Daarnaast worden lidstaten verplicht bepaalde maatregelen te nemen om een meer geharmoniseerde aanpak van cybersecurity te kunnen bewerkstelligen, waaronder de uitwisseling van informatie over beveiligingsincidenten tussen de betrokken autoriteiten.

Lees verder:

 

Print Friendly and PDF ^

Rb: Inherent aan phishing is een zekere mate van organisatie

Rechtbank Amsterdam 9 november 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:8035 Verdachte wordt verweten dat hij zich in verschillende plaatsen in Nederland heeft schuldig gemaakt aan:

  1. deelname aan een criminele organisatie, die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, in de periode van 24 juli 2013 t/m 20 oktober 2014;
  2. medeplegen van oplichting in de periode van 24 juli 2013 t/m 20 oktober 2014 door ING Bank te bewegen tot afgifte van pinpas(sen) van diverse personen;
  3. medeplegen van diefstal van een geldbedrag van persoon 1 op 1 mei 2014 met een valse sleutel;
  4. medeplegen van poging oplichting in de periode van 24 juli 2013 t/m 20 oktober 2014 door ING en/of Rabobank te bewegen tot afgifte van pincodes/pinpassen van diverse personen.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten onder verwijzing naar haar op schrift gestelde requisitoir.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft het standpunt van de officier van justitie bestreden en vrijspraak van alle feiten bepleit.

Het oordeel van de rechtbank

Uitlezen smartphone verdachte – vormverzuim bewijsuitsluiting?

De verdediging heeft aangevoerd dat de onderzoeken aan de smartphones van (mede)verdachte(n) onrechtmatig zijn geweest, nu artikel 94 Sv onvoldoende wettelijke basis biedt voor een dergelijk onderzoek. Een dergelijk onderzoek vormt een inbreuk op de privacy van verdachte, gewaarborgd in artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 april 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:2954) dient dit volgens de verdediging te leiden tot bewijsuitsluiting van de door middel van deze onderzoeken verkregen informatie. Aangezien het gerechtshof de hoogste instantie is die aldus heeft beslist dient deze lijn te worden gevolgd, aldus de verdediging.

De officier van justitie heeft de zienswijze van de verdediging bestreden en gewezen op meerdere vonnissen van diverse rechtbanken, ook van later datum dan van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin onderzoeken aan smartphones niet zijn gesanctioneerd.

De rechtbank overweegt als volgt. De strafvorderlijke bevoegdheid tot inbeslagneming (artikel 94 Sv) omvat de bevoegdheid aan of in dat voorwerp onderzoek te doen naar aanwijzingen die licht kunnen werpen op de verdenking (in belastende of ontlastende zin). Juist is dat smartphones veel privacygevoelige informatie kunnen bevatten. Bij de vraag of die gegevens onderzocht mogen worden zullen – nu een daarop specifiek gerichte wettelijke regeling vooralsnog ontbreekt – de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit beperkingen kunnen meebrengen die in acht moeten worden genomen bij de uitoefening van de bevoegdheid onderzoek te doen naar de informatie die zich bevindt op een inbeslaggenomen telefoon. Dat betekent dat het onderzoeken van mogelijk privacygevoelige informatie achterwege dient te blijven als dat voor het opsporingsonderzoek onnodig is of als de aard en ernst van de verdenking daarvoor onvoldoende rechtvaardiging biedt.

De verdenking op basis waarvan de inbeslagnames zijn geschied was telkens betrokkenheid bij phishing. De ernst van deze feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank deze inbreuk op de privacy van verdachte – voor zover die al in het geding zou zijn bij onderzoek aan andermans telefoon. Gelet op de aard van de verdenking kunnen de op de smartphones aanwezige gegevens voorts bij uitstek de waarheid aan het licht brengen. Dat die informatie op andere wijze beschikbaar was, is niet aannemelijk. Saillant is overigens te noemen dat de voor het onderzoek van belang zijnde gegevens die in diverse smartphones zijn aangetroffen juist uitermate privacygevoelige (bank)gegevens van derden bevatten.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat de onderzoeken aan de smartphones niet in strijd zijn geweest met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, zodat geen sprake is van een vormverzuim.

Stemherkenningen

De raadsman heeft verzocht de processen-verbaal van stemherkenning uit te sluiten van het bewijs, aangezien de verbalisanten die stellen de stem van verdachte te herkennen niet deskundig zijn op dat gebied en er in bepaalde gevallen slechts drie woorden worden ingesproken per gesprek.

De officier van justitie heeft de zienswijze van de raadsman bestreden. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Drie verbalisanten ( verbalisant 1, verbalisant 2 en verbalisant 3 ) hebben in een ambtsedig proces-verbaal aangegeven dat zij de stem van verdachte telkens hebben herkend. De laatste twee van deze verbalisanten zijn in bijzijn van de raadsman van verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris ondervraagd over deze herkenningen en zijn bij hun bevindingen gebleven. Daarnaast vinden de herkenningen steun in het feit dat er telkens met het telefoonnummer eindigend op * telefoonnummer werd gebeld, zijnde het telefoonnummer dat aan verdachte wordt toegeschreven op basis van dat verdachte in zijn bezit had toen hij op 13 augustus 2014 werd aangehouden en waarvan verdachte zelf toegeeft dat hij er gebruik van maakt (verhoor verdachte 30 oktober 2014). Verder werden geluiden van zangvogels op de achtergrond van de betreffende telefoongesprekken gehoord, terwijl bij de doorzoeking van de woning van verdachte zangvogels werden aangetroffen. Verdachte heeft niet aangegeven welke gesprekken niet door hem zijn gevoerd of wie er dan van voornoemd telefoonnummer gebruik maakte. In dit licht heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de processen-verbaal van stemherkenning.

Feit 1: Deelname aan criminele organisatie

Inherent aan phishing is een zekere mate van organisatie. Immers, er worden e-mails verstuurd die zogenaamd van een bank afkomstig zijn; rekeninghouders worden naar websites gestuurd die sprekend lijken op de websites van banken; banken worden gebeld door personen die zich voordoen als rekeninghouders die een nieuwe bankpas nodig hebben; er zijn personen nodig die de nieuw aangevraagde bankpassen onderscheppen en er zijn mensen nodig die met de onderschepte bankpas en de reeds eerder bemachtigde pincode van het slachtoffer, binnen een zo kort mogelijke termijn, geld opnemen. Deze handelwijze vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen.

Verdachte nam binnen het phishing proces de rol in van de persoon die zich bezig hield met het aanvragen van vervangende pinpassen. Dat volgt uit de hierna bewezenverklaarde feiten en de overige bewijsmiddelen. Daaruit kan worden afgeleid dat verdachte routinematig vervangende pinpassen heeft aangevraagd. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat verdachte binnen dit phishing proces heeft samengewerkt met medeverdachten medeverdachte 1 en medeverdachte 2. Met hen heeft verdachte meerdere phishing gerelateerde gesprekken gevoerd. Ook zijn tussen hen uitgewisselde gegevens aangetroffen van (potentiële) slachtoffers en er is concreet gesproken over het aanvragen van passen, het onderscheppen van die passen, het stelen daarvan, het opnemen van geldbedragen en de verdeling van de buit. De rol van medeverdachte 1 hield in het versturen van phishingmails en het verzamelen van gegevens. Deze informatie deelde hij met leden van de groep, waarna een ander, in de meeste gevallen verdachte, vervangende passen aanvroeg op naam van de rekeninghouders zodat medeverdachte 3 de passen kon onderscheppen en geld van de rekeningen kon opnemen. De rol van medeverdachte 2 kan daarbij worden omschreven als een coördinerende en sturende rol. Hoewel verdachten soms wisselden van de hiervoor beschreven rollen, kan van een ieder een min of meer vaste rol worden aangenomen. De phishing vond plaats op structurele basis. In een aantal gevallen werd zelfs dagelijks over de te plegen fraude gesproken.

Op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat tussen voornoemde verdachten sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband waarbij beoogd werd de in de tenlastelegging genoemde misdrijven te plegen. De samenstelling veranderde soms, maar gelet op de intensiteit van de bijdragen van de verdachten onderling, kan van ieder een bepaalde rol worden aangenomen binnen de samenwerking. Hoewel ook losse verbanden kunnen worden gelegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat ook andere medeverdachten tot deze criminele organisatie behoorden, beperkt de rechtbank zich tot de vaststelling dat in ieder geval sprake was van een criminele organisatie waarvan verdachte, medeverdachte 1, medeverdachte 2 en medeverdachte 3 deel uitmaakten.

Gelet op het feit dat verdachten gezamenlijk pas in beeld komen vanaf eind juli 2014 zal het bestaan van de criminele organisatie worden aangenomen vanaf 1 juli 2014 en verdachtes deelname hieraan tot aan zijn aanhouding.

Feit 2

Onder feit 2 wordt verdachte verweten op naam van verschillende rekeninghouders vervangende betaalpassen te hebben aangevraagd. De raadsman heeft aangevoerd dat het aanvragen van een pas door middel van een geautomatiseerde klantenservice, zodanig eenvoudig was dat het handelen van verdachte geen oplichting kan opleveren.

Dat het vrij eenvoudig was om een vervangende pas op naam van een rekeninghouder aan te vragen waartoe verdachte niet was gerechtigd, rechtvaardigt niet de conclusie dat geen oplichtingshandelingen zijn verricht. Met het aanvragen van een bankpas op naam van een persoon tot wiens rekening verdachte geen toegang had, deed verdachte zich immers voor als een ander. Hij nam daarmee een valse naam en een valse hoedanigheid aan.

Van de pasaanvraag op naam van persoon 2 staat vast dat de aangevraagde pas is verzonden zodat sprake is van een voltooide oplichting. Dat is echter anders voor de pasaanvraag van rekeninghouders persoon 3 en/of persoon 4. Uit het dossier blijkt niet dat de op 4 augustus 2014 door verdachte aangevraagde pas is verzonden zodat niet van een voltooide oplichting kan worden gesproken. Met betrekking tot rekeninghouder persoon 1 staat niet vast dat het verdachte is geweest die de nieuwe pas ook heeft aangevraagd.

Verdachte wordt van die onderdelen in de tenlastelegging vrijgesproken.

Hoewel vermoed kan worden dat verdachte in voornoemde gevallen heeft samengewerkt met anderen kan niet worden vastgesteld dat die samenwerking zodanig nauw en bewust van aard was dat de kwalificatie medeplegen daaraan kan worden gegeven. Verdachte wordt van dat onderdeel vrijgesproken.

Feit 3

Verdachte wordt verweten dat hij een geldbedrag heeft weggenomen van de rekening van persoon 1. Verdachte is door twee verbalisanten tijdens het pinnen op 1 mei 2014 herkend. Hij neemt dan €2.357,76 en €1.000 op met de pinpas van persoon 1 bij het Grenswisselkantoor in Utrecht.

De raadsman heeft aangevoerd dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat het verdachte is die op de beelden te zien is. Hij heeft de rechtbank verzocht zelf een oordeel te vormen aan de hand van het bekijken van de genomen stills van de beelden.

Ambtshalve ziet de rechtbank geen redenen te twijfelen aan de herkenning van de verbalisanten. Nu ook niet door de raadsman is onderbouwd waarom aan de betrouwbaarheid van de herkenning van verdachte op de beelden door verbalisanten zou moeten worden getwijfeld, zal het verweer worden gepasseerd. Het bewijs dat verdachte ook degene is die in Amsterdam geld pint, ontbreekt echter.

Bewijs waaruit blijkt dat verdachte het feit in samenwerking met een ander of anderen heeft gepleegd ontbreekt. Verdachte wordt ook vrijgesproken van het deel dat ziet op het ten laste gelegde medeplegen van het feit.

Feit 4

Onder feit 4 wordt verdachte wederom verweten op naam van verschillende rekeninghouders vervangende betaalpassen te hebben aangevraagd. In deze gevallen is het echter bij een poging gebleven omdat de banken de fraude tijdig hebben ontdekt waardoor de passen niet zijn verzonden.

Ook in deze gevallen heeft verdachte zich voorgedaan als een ander zodat hij een valse naam en een valse hoedanigheid heeft aangenomen. De pogingen tot oplichting kunnen dan ook worden bewezen.

Hoewel vermoed kan worden dat verdachte in voornoemde gevallen heeft samengewerkt met anderen kan niet worden vastgesteld dat die samenwerking zodanig nauw en bewust was dat sprake is van medeplegen. Verdachte wordt van dat onderdeel vrijgesproken.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
  • Feit 2: Oplichting.
  • Feit 3: Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
  • Feit 4: Poging tot oplichting, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^