NVWA-IOD doorzoekt bedrijven vanwege mogelijke fraude met vlees

De Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA-IOD) heeft vrijdag 13 mei 2 bedrijfspanden in Zuid-Holland doorzocht. Onder leiding van het Functioneel Parket doet de NVWA-IOD onderzoek naar vermoedelijke fraude met de herkomst van varkensvlees. De rechercheurs hebben bij de doorzoekingen administratie, vervoersdocumenten en identificatiestickers in beslag genomen. Er zijn geen verdachten aangehouden. Het vermoeden bestaat dat de verdachten de herkomst van goedgekeurd vlees uit de Europese Unie (EU) veranderen door de identificatiestickers en –merken op de verpakkingen te verwisselen. Zo lijkt het alsof het vlees van buiten de EU komt. Op deze manier kunnen de verdachten het vlees naar de Russische Federatie exporteren, waar een importverbod voor varkensvlees uit de EU geldt. Of dat ook daadwerkelijk gebeurt is onderwerp van onderzoek.

Traceerbaarheid

De productieketen van vlees en vleesproducten is zeer omvangrijk. Bij elke schakel kunnen risico's ontstaan die consumptievlees in gevaar brengen. Dat begint bij het voer dat dieren eten en eindigt bij consumenten die (vlees)producten kopen. Daarom gelden strenge regels voor voedselveiligheid. Zo is het van belang om te weten waar vlees vandaan komt en waar het heen gaat. Dat heet traceerbaarheid. Wanneer onverhoopt blijkt dat er iets niet goed is met het vlees kunnen er dankzij de traceerbaarheid direct maatregelen worden genomen. Het vlees kan dan bijvoorbeeld van de markt gehaald worden. Wanneer de herkomst van het vlees op frauduleuze wijze is veranderd, is traceren niet meer mogelijk.

Meer informatie:

 

Print Friendly and PDF ^

Vrijspraak babymelkpoederfraude

Rechtbank Rotterdam 4 mei 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:3403 De verdachte wordt ervan beschuldigd betrokken te zijn bij fraude met babymelkpoeder door normaal melkpoeder te verkopen alsof dat poeder was voor baby’s met koemelkallergie. Hij zou deze fraude dan wel samen met anderen hebben gepleegd, dan wel als medeplichtige hebben bevorderd. Het strafrechtelijke verwijt betreft deelneming aan de verkoop van schadelijke waren (artikel 174 Sr), aan valsheid in geschrift (artikel 225 Sr) en aan oplichting (artikel 326 Sr).

Vast staat dat de verdachte op vrij grote schaal babymelkpoeder heeft ingekocht. Ook staat vast dat vingerafdrukken van de verdachte zijn teruggevonden op blikken die voorwerp van de fraude waren, ónder het valse etiket.

Daarnaast wordt de verdachte gelinkt aan de verkoop van poeder voor baby’s met een voedselallergie nu vanaf een IP-adres dat gekoppeld is aan zijn huisadres dergelijke partijen poeder te koop zijn aangeboden. Hierbij tekent de rechtbank aan dat een neef van de verdachte bij vonnis van heden door deze rechtbank voor fraude met babymelkpoeder is veroordeeld. In de hiervoor bedoelde advertenties wordt gebruik gemaakt van een telefoonnummer dat geregistreerd staat op naam van die neef en van een e-mailadres dat bij die neef in gebruik is geweest. Het is goed denkbaar dat de neef die advertenties vanaf een eigen toestel via evenbedoeld IP-adres heeft geplaatst. De rechtbank neemt daarom niet als vaststaand feit aan dat de verdachte zelf babymelkpoeder te koop heeft aangeboden of heeft verkocht.

Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen moet worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk schadelijke waren heeft verkocht, opzettelijk valsheid in geschrift heeft gepleegd, met opzet personen heeft opgelicht - dan wel opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van deze misdrijven. Minst genomen moet hij dan kennis hebben gedragen van de praktijken waarvoor zijn neef bij vonnis van heden is veroordeeld. Die kennis kan niet buiten twijfel uit de bewijsmiddelen worden afgeleid.

Het gegeven dat vingerafdrukken van de verdachte zijn gevonden op blikken die voorwerp van fraude waren, noopt niet tot de conclusie dat de verdachte betrokken moet zijn geweest bij het ‘omkatten’ van babymelkpoeder. Denkbaar is dat de verdachte slechts behulpzaam is geweest bij het verplaatsen van die blikken. De verdachte is niet in verband te brengen met valse etiketten en met de verkoop van melkpoeder zodat valsheid in geschrift evenmin bewezen kan worden. En nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat hij op de hoogte was van de fraude, kan ook oplichting niet worden bewezen.

De verdachte zal dan ook van de gehele tenlastelegging worden vrijgesproken.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^

Twee verdachten in fraudezaak met babymelkpoeder veroordeeld tot celstraf én werkstraf

Rechtbank Rotterdam 4 mei 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:3399 Verdachten kochten op grote schaal blikken N-1 melkpoeder in. Dit product bevat koemelkeiwit (lactose). Vervolgens vervingen zij de etiketten op deze blikken met vervalste etiketten van het –aanmerkelijk duurdere- P-2, een babymelkpoederproduct dat speciaal bestemd is voor baby’s met lactose-allergie.

Deze aldus “omgekatte” blikken N-1 werden verkocht als ware het blikken P-2. Verdachten wisten dat P-2 specifiek bestemd was voor baby’s met een lactose-allergie. Dat is op het P-2 etiket namelijk duidelijk en helder aangegeven. Indien deze baby’s dan toch een lactose product tot zich nemen, te weten het “omgekatte” blik N-1, dan zullen zij daardoor een allergische reactie krijgen. Dat is schadelijk voor hun gezondheid.

Door de verdediging is het verweer gevoerd dat niet bewezen kan worden dat het gaat om schadelijke waren in de zin van artikel 174 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), nu de schadelijkheid van de melkpoeder voor het leven of de gezondheid niet is komen vast te staan. Bovendien zou verdachte geen wetenschap hebben gehad van het eventuele schadelijke karakter van de babymelkpoeder. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.

Beoordeling rechtbank 

De rechtbank heeft overwogen dat de verdachten hiermee het bepaalde in artikel 174 Sr hebben overtreden. Kort gezegd hebben zij waren verkocht, wetende dat die voor de gezondheid schadelijk zijn, terwijl die schadelijkheid door hen werd verzwegen.

Schadelijke waar in de zin van artikel 174 Sr

Artikel 174 Sr stelt strafbaar het verkopen, te koop aanbieden, afleveren of uitdelen van waren, wetende dat die waren voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn, terwijl die schadelijkheid wordt verzwegen.

Onder waren worden verstaan ‘handelswaren’. Dat daarvan in dit geval sprake is, staat niet ter discussie. De door verdachte en zijn medeverdachte aangeboden en verkochte merk 1 -blikken babymelkpoeder met daarop geplakte (valse) etiketten van merk 2 hadden immers een bepaalde gebruiksbestemming, namelijk als voeding voor baby’s vanaf 6 maanden met een koemelkallergie.

De rechtbank dient vast te stellen of de aangeboden babymelkpoeder gevaarlijk is voor het leven of de gezondheid van mogelijke kopers. Bij het delictsbestanddeel ‘schadelijk voor het leven of de gezondheid’, dient het schadelijke karakter voort te vloeien uit elk gebruik waarmee de verkoper redelijkerwijs rekening dient te houden. Voor vaststelling van het schadelijke karakter is niet vereist dat de schade optreedt bij ieder (normaal) gebruik door elke mogelijke consument. Voldoende is dat vastgesteld wordt dat schade kan optreden als gevolg van gebruik waarmee redelijkerwijs rekening moet worden gehouden.

In dit kader overweegt de rechtbank dat bij beantwoording van de vraag met welk gebruik redelijkerwijs rekening dient te worden gehouden, mede van belang is op welke doelgroep het gebruik is gericht. De wijze waarop verdachten de blikken melkpoeder op de markt hebben gepresenteerd speelt hierbij een belangrijke rol.

De verdachten hebben blikken babymelkpoeder met gewone koemelk (merk 1) voorzien van valse etiketten van merk 2 en zodoende de babymelkpoeder gepresenteerd als babymelkpoeder geschikt voor baby’s met een koemelkallergie. Als gevolg hiervan dienden de verdachten redelijkerwijs (juist) rekening te houden met gebruik van de babymelkpoeder door baby’s (van 6 maanden en ouder) met koemelkallergie.

De volgende vraag die moet worden beantwoord is of met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat schadelijke gevolgen voor het leven of gezondheid kunnen optreden als gevolg van dit redelijkerwijs te verwachten gebruik. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en verwijst hiervoor naar het rapport van de Nederlandse Voedsel – en Warenautoriteit (NVWA) van 16 juli 2015, het rapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) van 24 november 2015 en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 14 april 2016. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de analyse opgesteld door merk 3 zelf.

In het rapport van de NVWA wordt ten aanzien van de risico’s door ‘omlabeling’ overwogen:

‘Door vervanging van de originele labels van blikken merk 1 door (vervalste) labels van merk 2, ontstaan ernstige risico's voor de gezondheid van zuigelingen die merk 2 (moeten) consumeren. Deze zuigelingen zijn sowieso een bijzonder kwetsbare groep vanwege hun allergie op koemelk. De doelgroep waarvoor het legitieme product merk 2 bedoeld is, kan en zal allergische reacties vertonen op de koemelkeiwitten die zich in het product merk 1 bevinden als onderdeel van de normale samenstelling, met als gevolg ernstige gezondheidsrisico's. De gezondheidsrisico's kunnen zijn onder andere, en variëren in ernst: eczeem en huidprobleem, darmproblemen zoals obstipatie, kramp of diarree, slecht eten, moeheid en vertraagde groei. Op deze basis is het omgelabelde product merk 1 met een merk 2 label zonder meer aan te merken als een schadelijk levensmiddel voor de gezondheid van de zuigelingen waarvoor merk 2 eigenlijk bedoeld is. De schadelijkheid van dit vervalste product blijkt uit de definitie van schadelijke levensmiddel in artikel 14, 4e lid onder c van de Verordening (EG) 178/2002. (…)

Conclusies

Uit bovenstaande opsomming van feiten is mij verbalisant verbalisant gebleken dat:

- de producten merk 1 en merk 2 levensmiddelen zijn in de zin van artikel 3 van de Verordening (EG) 178/2002;

- het product merk 1 voorzien van valse labels van merk 2 beschouwd moet worden als een schadelijke levensmiddel zoals gedefinieerd in artikel 14, 4e lid onder c van de Verordening (EG) 178/2002;

(…)’

In het rapport van het RIVM wordt de vraag beantwoord wat de gezondheidsrisico’s zijn indien zuigelingen met koemelkallergie merk 1 consumeren. De conclusies luiden als volgt:

‘1) Kinderen met koemelkallergie zullen door inname van merk 1 allergische klachten ontwikkelen, omdat de hoeveelheid eiwit die ze innemen relatief hoog is en de allergische klachten al bij een geringe hoeveelheid koemelk kunnen ontstaan.

2)De meest voorkomende klachten die optreden zijn mild en betreffen huidklachten. Daarnaast kunnen ook ernstigere klachten ontstaan zoals darmklachten en/of luchtwegklachten. Een anafylactische shock, een potentieel levensbedreigende allergische reactie, komt incidenteel voor bij baby's met koemelkallergie, en valt daarom niet uit te sluiten.

3)De voedingskundige risico's bij gebruik van merk 1 in plaats van merk 2 zijn klein. Het is niet uitgesloten dat baby's een hogere energie-inname krijgen door gebruik van merk 1 in plaats van merk 2, dit kan bij langdurig gebruik leiden tot ongewenste toename van het lichaamsgewicht.’

De analyse van merk 3 is in het Engels opgesteld door medewerker, (MD, PhD), de ‘Chief Scientific Officer at merk 3 R&D Early Life and Prof Early Life Nutrition at Emma Children’s Hospital AMC Amsterdam’ bevat onder meer de volgende vaststelling:

‘In the view of merk 3 Research, there is a potential serious health risk for 6-12 months old infants with confirmed cow's milk protein allergy to consume merk 1 1. The main reason is the presence of considerable amounts of intact cow's milk protein in merk 1 1, that provide a serious risk of (severe) allergic reactions in infants with cow's milk protein allergy.’

In het rapport van het NFI wordt de vraag beantwoord wat de mogelijke medische gevolgen zijn wanneer een kind dat overgevoelig of allergisch is voor koemelk normale babymelkpoederproducten krijgt toegediend als merk 1, in plaats van koemelkallergie-aangepaste babymelkpoederproducten als merk 2. De onderzoeker van het NFI (forensisch arts) onderschrijft de mogelijke medische gevolgen zoals deze naar voren komen in bovengenoemde rapporten vanuit zijn algemene forensische medische kennis. Uit literatuuronderzoek zou blijken dat in Nederland wordt uitgegaan van 2-3% koemelkallergie voor kinderen tot 1 jaar. In het rapport komt verder naar voren dat de klachten bij koemelkallergie aanzienlijk kunnen verschillen tussen zuigelingen. Hierover wordt overwogen:

‘De symptomen zijn in vier categorieën in te delen:

  • verschijnselen van het maagdarmkanaal (braken, diarree, darmkrampen, mogelijk obstipatie);
  • verschijnselen van de huid (urticaria galbulten, vluchtig exantheem huidslag, oedeem, mogelijk constitutioneel eczeem);
  • verschijnselen van de luchtwegen (astma, allergische conjunctivitis oog, bindvliesontsteking, allergische rinitis neus slijmsvliesontsteking);
  • algemene verschijnselen (ontroostbaar huilen, onrustig gedrag, groeivertraging,

voedselweigering, anafylaxie).’

De verschijnselen zijn, al dan niet met medisch ingrijpen, van voorbijgaande aard. Bij herhaalde blootstelling kunnen de klachten in ernst toenemen (bijvoorbeeld tot ernstige luchtwegklachten met ernstig algeheel zuurstoftekort). Hieraan kan op basis van een internationale review, betreffende meerdere decaden, het volgende worden toegevoegd.

De meerderheid van deze kinderen heeft 2 of meer verschijnselen van 2 of meer orgaansystemen. Circa 50-70% heeft verschijnselen van de huid (zwellingen, jeuk, eczeem), 50-60% van het maagdarmstelsel (misselijk, pijn, braken, diarree) en 20-30% van de

luchtwegen (piepende ademhaling, kortademigheid).

(…)

Een ernstig, potentieel fataal, mogelijk gevolg van koemelkallergie betreft de anafylactische reactie (shock). (…) Dit zou bij circa 1% van de kinderen met koemelkallergie kunnen voorkomen.

(…)

Voorts kunnen ernstige bloedrukdaling, en toegenomen doorlaatbaarheid van bloedvatwanden met algehele zwellingen en vochtophopingen optreden (waaronder op vitale plaatsen zoals bij de stembanden). Ernstige reacties doen zich met name bij oudere kinderen voor (ouder dan 7 jaar).’

Uit deze rapporten kan worden geconcludeerd dat schadelijke gevolgen voor het leven of gezondheid van koemelkallergene baby’s kunnen optreden als gevolg van het drinken van merk 1. De schadelijke gevolgen kunnen weliswaar variëren in ernst en de kans op een anafylactische shock is gering, maar dat het geven van merk 1 schadelijke gevolgen zal hebben voor de gezondheid van deze baby’s in de vorm van (een) allergische reactie(s) en dat deze reactie(s) bij herhaaldelijk gebruik ernstiger zullen worden, staat vast.

Opzet

Tot slot is door de verdediging aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de mogelijke schadelijke gevolgen van merk 1 voor baby’s met koemelkallergie en dat van opzet geen sprake was. Dit verweer wordt verworpen. Het handelen van verdachte en zijn medeverdachte is nu juist gericht geweest op het verkopen van merk 1 als het (duurdere) merk 2, dat bestemd is voor kinderen met koemelkallergie, door blikken van de eerste te ontdoen van hun etiket en daarop een vals etiket merk 2 te plakken. Op de etiketten van merk 2 staat op de voorkant duidelijk aangegeven ‘Dieetvoeding bij koemelkallergie’. Verder is op meerdere plekken op het etiket aangegeven dat het om dieetvoeding voor medisch gebruik gaat en onder het kopje ‘Belangrijk’ staat op het etiket dat merk 2 alleen onder medisch toezicht moet worden gebruikt en dat het wordt voorgeschreven door een consultatiebureau of arts. Vrouw verdachte (de vrouw van de verdachte) verklaarde bij de politie dat de verdachte deze blikken voor € 34 verkocht omdat ze voor koemelkallergie waren. Gelet op het voorgaande was de opzet van de verdachte en zijn medeverdachte juist gericht op het verkopen van merk 1 als merk 2 en had verdachte wetenschap van het feit dat merk 2 speciaal bestemd was voor baby’s met een koemelkallergie, terwijl merk 1 dat niet was. De rechtbank overweegt hierbij dat het een feit van algemene bekendheid is dat het toedienen van een bepaalde stof aan iemand die daarvoor allergisch is, leidt tot een allergische en dus voor de gezondheid van die persoon schadelijke reactie. Verdachte en zijn medeverdachte hebben dat schadelijke karakter opzettelijk verzwegen door de originele etiketten te verwijderen en daarvoor in de plaats valse etiketten op de blikken te plakken.

Conclusie

Uit het voorgaande volgt dat verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan de verkoop van waar die schadelijk is voor de gezondheid, waarbij zij dat schadelijke karakter hebben verzwegen.

Bewezenverklaring 

  • Feit 1: Medeplegen van waren verkopen, te koop aanbieden of afleveren, wetende dat zij voor de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk karakter verzwijgende, meermalen gepleegd;
  • Feit 2: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
  • Feit 3: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.

Strafoplegging 

  • gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 5 voorwaardelijke met een proeftijd van 2 jaar en
  • taakstraf van 180 uren.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^

Doorzoekingen bij vleesgroothandel en slachthuis

De FIOD heeft op 15 april, onder leiding van het Functioneel Parket, op 8 locaties doorzoekingen verricht in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke fiscale fraude. De doorzoekingen vonden plaats in 5 woningen, een garagebox en 2 bedrijfspanden in Den Haag, Breukelen, Utrecht en Almere. Naast de administratie zijn contanten en 3 auto’s - een Maserati, Porsche en Range Rover - in beslag genomen. Ook zijn 2 verdachten aangehouden, getuigen gehoord en vorderingen uitgereikt.

Verdenking

Het betreft een strafrechtelijk onderzoek bij een vleesgroothandel en een slachterij die mogelijk voor ten minste € 30.000 per week vlees 'zwart' verkopen. Ook zou de vleesgroothandel bij diverse bedrijven ‘zwart’ inkopen. De ‘zwarte’ opbrengsten zouden deels gebruikt worden voor het uitbetalen van personeel. De verdenkingen zijn witwassen en het doen van onjuiste aangiften omzet-, inkomsten- en loonbelasting. Deze werkwijze is mogelijk al jaren aan de gang.

Belastingfraude kan systeem ondermijnen

De Belastingdienst moet erop kunnen vertrouwen dat mensen hun belastingaangiften juist doen. Fraude kan het systeem ondermijnen. Door belastingfraude loopt de Staat inkomsten mis. Ook ondermijnt fraude het rechtsvaardigheidsgevoel en het vertrouwen in de overheid. Daarom pakken wij dit aan.

Bron: Rijksoverheid

 

Print Friendly and PDF ^

Fraude tegengaan met Product Integrity Audit

De Product Integrity Audit (PIA), ontwikkeld door Albert Heijn en ISACert, moet fraude tegengaan en de productintegriteit kunnen waarborgen. Vooruit lopend op het VMT Food Event op 14 april, waar de standaard uitgebreid wordt toegelicht, vertelt Rob van de Straat, qualitymanager Trusted Products bij Albert Heijn, over doel, opzet en eerste ervaringen. “We willen het bewustzijn bij onze toeleveranciers voor frauderisico’s vergroten.”

Lees verder:

 

Print Friendly and PDF ^