EHRM: gebruik van getuigenverklaringen die onder dwang zijn afgelegd

EHRM 25 september 2012, nr. 649/08 (El Haski vs. België) Klager werd verdacht van betrokkenheid bij terroristische activiteiten. In zijn strafzaak zijn diverse getuigen gehoord in Marokko. Klager heeft in de strafzaak op alle nationale niveaus betoogd dat deze getuigenverklaringen zijn afgelegd onder omstandigheden die in strijd zijn met art. 3 EVRM (folterverbod). Deze argumenten zijn niet overgenomen door de Belgische rechterlijke instanties. De verklaringen zijn als bewijs gebruikt om klager te veroordelen.

Voor het EHRM doet klager een beroep op art. 6 EVRM. Hij meent dat zijn recht op een eerlijk proces is geschonden doordat er verklaringen zijn gebruikt, welke in strijd met het EVRM zijn verkregen.

Het Hof herhaalt dat het gebruik van verklaringen die in strijd met art. 3 EVRM zijn afgelegd automatisch een schending van artikel 6 EVRM oplevert. Onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie overweegt het Hof dat wanneer het gerechtelijk systeem van een andere staat geen daadwerkelijke garanties biedt voor een onafhankelijk, onpartijdig en effectief onderzoek naar beschuldigingen van foltering of onmenselijke behandeling, het voor een verdachte volstaat om aan te tonen dat er een ‘real risk’ is dat verklaringen zijn afgelegd in strijd met art. 3 EVRM om deze verklaringen uit te laten sluiten van het bewijs. Verdachte hoeft dus slechts aan te tonen dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat de gebruikte verklaringen zijn afgelegd in strijd met art. 3 EVRM.

In onderhavige zaak blijkt uit rapporten van de Verenigde Naties dat ten tijde van het ten laste gelegde het rechterlijke systeem in Marokko geen daadwerkelijke garanties kon bieden voor een onafhankelijk, onpartijdig en effectief onderzoek en dat de door de Marokkaanse autoriteiten gebezigde methoden voor verhoor niet altijd conform het in art. 3 EVRM neergelegde zijn. Het was voor verdachte dus voldoende om een ‘real risk’ aan te tonen. De Belgische rechterlijke instanties hadden vast moeten stellen dat de verklaringen niet in strijd met art. 3 EVRM waren afgelegd om ze te mogen bezigen voor het bewijs.

Schending van art. 6 EVRM.

Klik hier voor de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^

EHRM: Uit de schending van het recht op een eerlijk proces, door de afwezigheid van een mogelijkheid voor verdachte om vanaf het begin van zijn detentie te worden bijgestaan door een advocaat, kan niet worden afgeleid dat ook art. 5 lid 1 EVRM is geschonden

EHRM 6 september 2012, nr. 71407/10 (Simons vs. België) Klaagster wordt verdacht van het neersteken van haar vriend. Zij is binnen 24 uur door zowel de politie als de RC gehoord. Tijdens deze verhoren is klaagster niet bijgestaan door een advocaat en bovendien voorafgaande aan de verhoren niet gewezen op haar zwijgrecht. Klaagster bekent tijdens beide verhoren en geeft een gedetailleerde beschrijving. De RC beveelt hierna de bewaring.

Vervolgens is door de raadkamer van de rechtbank de gevangenneming voor de duur van een maand bevolen.

Klaagster gaat in beroep tegen deze beslissing.

Voor het EHRM klaagt Simons dat zowel art. 6 lid 1 jo lid 3 als art. 5 lid 1 EVRM zijn geschonden. Klaagster voert aan dat zij door gebreken in het Belgische recht geen rechtsbijstand heeft gehad gedurende beide verhoren en bovendien niet is gewezen op haar zwijgrecht. Onder deze omstandigheden is niet voldaan aan het vereiste van 'een wettelijk voorgeschreven procedure', aldus klaagster.

Van belang hierbij is dat volgens de jurisprudentie van de Cour de Cassation het recht op een eerlijk proces niet per definitie wordt geschonden wanneer de verdachte gedurende de eerste 24 uur van zijn of haar detentie geen mogelijkheid heeft gekregen om een advocaat te raadplegen.

Het Hof stelt eerst vast dat de klacht onder art. 6 EVRM niet-ontvankelijk is, omdat nog niet alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput.

Met betrekking tot de klacht onder art. 5 lid 1 EVRM moet het Hof de vraag beantwoorden of het EVRM een ‘algemeen beginsel’ impliceert dat alle personen, van wie de vrijheid is ontnomen, vanaf het begin van hun detentie recht op bijstand van een advocaat hebben.

Het Hof stelt vast dat een verdachte, in de zin van art. 6 EVRM, recht heeft op bijstand van een advocaat vanaf het moment van zijn aanhouding of het begin van de voorlopige hechtenis en gedurende het verhoor door de politie of de onderzoeksrechter.

Hoewel beperkingen van dit recht onder omstandigheden gerechtvaardigd kunnen zijn, leidt het feit dat dit recht vanwege een bepaling in het Belgische rechtssysteem in deze zaak niet uitgeoefend kan worden tot een schending van het recht op een eerlijk proces. Het Hof overweegt vervolgens dat het recht op rechtsbijstand inherent is aan het recht op een eerlijk proces en zijn specifieke basis vindt in art. 6 lid 3 EVRM. Het is dus geen impliciet ‘algemeen beginsel’ van het EVRM dat per definitie overkoepelend van aard is.

Het Hof concludeert dat uit de conclusie dat de afwezigheid van een mogelijkheid voor verdachte om vanaf het begin van zijn detentie te worden bijgestaan door een advocaat een schending van een eerlijk proces betekent, niet afgeleid kan worden dat ook art. 5 lid 1 EVRM is geschonden.

Het Hof verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Lees hier de volledige uitspraak (alleen in het Frans beschikbaar).

Zie ook:

Print Friendly and PDF ^

Grondrechten voor slachtoffers van misdrijven in hele EU

Slachtoffers van misdrijven krijgen dezelfde minimum rechten in de hele Europese Unie. Ook wordt individueel bepaald of er specifieke behoeftes bestaan. Dit stelt een richtlijn die woensdag in de plenaire vergadering is aangenomen. Het gaat vooral om zaken als gratis psychologische ondersteuning, vertaalhulp en tolkendiensten. Jaarlijks zijn in de EU ongeveer 75 miljoen mensen het slachtoffer van een misdrijf. Misdrijven over de grens kunnen problemen met zich meebrengen als gevolg van cultuurverschillen, verschillen in wetgeving en taalbarrières. Om wat voor misdrijf het ook gaat - beroving, diefstal, aanranding, verkrachting, intimidatie, aanzet tot haat, een terroristische aanslag of mensenhandel - en waar het misdrijf ook begaan is; alle slachtoffers dienen dezelfde minimumrechten te genieten, zo stelt de tekst. Ze moeten met respect en waardigheid worden behandeld en beschermd en dienen toegang tot slachtofferhulp, justitie en compensatie te hebben.

Individuele beoordeling

Op verzoek van leden van het EP, zullen alle slachtoffers bij de eerste gelegenheid worden onderworpen aan een individuele beoordeling van hun specifieke behoeften. Afhankelijk van de persoonlijke kenmerken, zoals leeftijd, geslacht, ras, godsdienst of seksuele geaardheid, de aard en de omstandigheden van het misdrijf, kan een persoon specifieke behoeften aan bescherming, benadrukt de overeengekomen tekst.

Heldere informatie en vertaling

De richtlijn verplicht lidstaten zorg te dragen voor gratis, gemakkelijk toegankelijke en vertrouwelijke diensten voor slachtofferhulp (bijvoorbeeld psychologische ondersteuning, traumazorg of juridisch advies). Slachtoffers zullen ook in staat worden gesteld de misdaad te melden en krijgen een actieve rol in de strafprocedure (interviews en zittingen van het gerecht) in een taal die zij begrijpen. Tolken en vertaaldiensten worden beschikbaar gesteld voor dit doel, zo stelt de tekst.

Volgende stappen

De lidstaten moeten de richtlijn ook goedkeuren. Als de richtlijn formeel is aangenomen, hebben lidstaten drie jaar de tijd om ze over te nemen in hun nationale recht. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland nemen de richtlijn ook over, Denemarken niet.

Bron: Europees Parlement

Print Friendly and PDF ^

EHRM 31 juli 2012, nr. 21203/10, Van der Velden vs. Nederland; Verlenging van TBS-maatregel onrechtmatig


Klager, Van der Velden, een Nederlandse onderdaan geboren in 1965 lijdt aan aan een schizoïde persoonlijkheidsstoornis. Hij is veroordeeld voor afpersing en diefstal in april 2003 waarbij TBS is opgelegd. Hij bevind zich nog steeds in de TBS-kliniek. Met een beroep op artikel 5, § 1 (​​recht op vrijheid en veiligheid), klaagt hij dat zijn voortdurende opsluiting in de kliniek onrechtmatig is. 

EHRM: De maatregel kon in zijn geval volgens het nationale recht slechts verlengd worden tot vier jaar. Overtreding van artikel 5, § 1 EVRM.

Klik hier voor de volledige uitspraak.
Print Friendly and PDF ^

Uitstelbericht kamervragen over de gevolgen van een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens over de waardering van getuigenbewijs

Beantwoording van de schriftelijke vragen van Van der Steur (VVD) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de gevolgen van een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens over de waardering van getuigenbewijs (ingezonden op 17 juli 2012) zal niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen plaatsvinden, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.
Print Friendly and PDF ^