Wegenverkeerswet wordt aangepast: andere invulling van 'roekeloosheid'

De Wegenverkeerswet wordt aangepast. De term ‘roekeloosheid’, die in juridische zin iets anders betekent dan in het alledaagse spraakgebruik, zorgt in de praktijk voor te veel verwarring. De wetswijziging kondigde de minister van Veiligheid en Justitie aan naar aanleiding van het vandaag (donderdag 20 juli 2017) verschenen onderzoek Straftoemeting ernstige verkeersdelicten. Uit dit onderzoek blijkt dat over het geheel genomen de strafoplegging ‘adequaat’ is: naarmate de ernst van de verkeersfout en het letsel toenemen, wordt de straf die rechters opleggen hoger.

De bestraffing van verkeersdelicten zorgt al een tijd voor maatschappelijke onrust. Opgelegde straffen worden vaak niet begrepen. Verkeersstrafrecht is heel ingewikkeld, omdat er veel verschillende zaken zijn. Een kleine oplettendheid in het verkeer kan verschrikkelijke gevolgen hebben, terwijl een grove verkeersfout zonder slachtoffers kan aflopen. Het is de taak van de rechter om steeds te kijken of iemand het gedaan heeft en zo ja, in hoeverre dat hem te verwijten is (zie ook: Vragen en antwoorden over roekeloos rijgedrag). De minister van Veiligheid en Justitie zegde vorig jaar de Tweede Kamer toe opdracht te geven tot dit onderzoek.

Dilemma’s

Michiel de Ridder, voorzitter van het landelijk overleg van strafrechters, is blij dat het onderzoek er is. ‘Wij zien natuurlijk ook dat er over dit onderwerp wordt gesproken. Rechters werkten ook aan het onderzoek mee. We hebben al eerder aangegeven dat werken met de Wegenverkeerswet dilemma’s oplevert. Ik ben ook blij te zien dat de straftoemeting over het algemeen genomen goed is: naarmate de verwijtbaarheid groter is, wordt de straf ook hoger. Het beeld dat daders met veel schuld er met een lichte straf afkomen, blijkt niet uit dit onderzoek.’   

Roekeloosheid

Een belangrijke rol in de maatschappelijke discussie speelt de term ‘roekeloosheid’. De wetgever wilde hiermee bepaalde verkeersdelicten extra zwaar bestraffen. In de praktijk kunnen rechters hiermee niet goed uit de voeten, omdat in de wet ook al staat dat voor bepaalde overtredingen (zoals onder invloed van alcohol of te hard rijden, bumperkleven) al strafverhoging geldt. De Hoge Raad, de hoogste rechter, heeft daarom bepaald dat om iemand voor roekeloos rijden te kunnen veroordelen, er nog iets extra’s aan de hand moet zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een straatrace, kat-en-muisspellen of koste wat het kost vluchten voor de politie. Hier is maar heel soms sprake van (zie ook uitleg van de Hoge Raad: Roekeloosheid in het verkeer). De minister van Veiligheid en Justitie schrijft dat hier sprake is van een ‘juridisch knelpunt’. 

Adequate straffen

De onderzoekers concluderen dus dat over het algemeen het niveau van straftoemeting adequaat is. Kritiek is er wel op de straffen bij een aantal specifieke delicten (rijden onder invloed, doorrijden na een ongeval en rijden tijdens een rijontzegging). Dit komt doordat de maximumstraffen in de wetten te laag zijn, aldus geïnterviewde experts. Rechters zijn bij het opleggen van straffen aan deze maxima gebonden. De minister kondigt aan ook wat dit betreft de Verkeerswet aan te gaan passen, zoals de experts adviseren. De Raad voor de rechtspraak zal te zijner tijd advies uitbrengen over de wetsvoorstellen van de minister.       

Oriëntatiepunten

Michiel de Ridder: ‘De strafrechters gaan het rapport uiteraard nauwgezet bestuderen en de aanbevelingen tegen het licht houden, zover die gaan over het werk van de rechter. Overigens evalueren wij met enige regelmaat onze zogenoemde oriëntatiepunten. Daaruit kunnen rechters aflezen wat er gemiddeld voor min of meer vergelijkbare delicten voor straffen worden gegeven. Die oriëntatiepunten zijn in november 2016 nog gewijzigd: de voorheen voor roekeloosheid gehanteerde straffen, worden nu gehanteerd voor de zeer-hoge-mate-van-schuld-gevallen.’

Meer informatie

Print Friendly and PDF ^