Column: De accountant onder vuur

Door Muriël Rosing en Monique van der Linden (Stibbe)

De accountant staat tegenwoordig in het middelpunt van de aandacht. Bijna dagelijks verschijnen er publicaties in de media waarin de rol van de accountant aan de orde wordt gesteld. Uit die publicaties wordt duidelijk dat de accountant als belangrijke poortwachter wordt gezien die het publiek belang dient te beschermen, met name daar waar het gaat om het signaleren van fraude. Onderdeel van deze poortwachtersfunctie zijn de verschillende meldingsverplichtingen die op de accountant rusten. Zo dient de accountant een vermoeden van witwassen als "ongebruikelijke transactie" te melden bij de Financial Intelligence Unit (FIU). Daarnaast dient de accountant die tijdens de wettelijke controle een redelijk vermoeden van fraude van materieel belang ontwikkelt of opvat, onder omstandigheden melding te maken van dit vermoeden bij de politie op grond van de Wet toezicht accountantsorganisaties. Naar aanleiding van deze verplichte meldingen kan de overheid vervolgens handhavend optreden.

De poortwachtersfunctie en meldingsverplichtingen van de accountant leiden niet alleen tot aandacht voor de cliënt van de accountant, er wordt ook kritisch gekeken naar het handelen van de accountant zelf. Bij fraudezaken is het inmiddels eerder regel dan uitzondering dat ook de rol van de betrokken accountant wordt onderzocht. Het Openbaar Ministerie doet daar ook niet geheimzinnig over: accountants die als zakelijk dienstverlener fraudeurs en andere criminelen faciliteren worden hard door het Openbaar Ministerie aangepakt.

In de praktijk zijn accountants al meermaals door opsporingsinstanties en toezichthouders aangesproken. Zo startte het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek naar het accountantskantoor dat Ballast Nedam controleerde in de periode waarin het bouwbedrijf volgens het Openbaar Ministerie steekpenningen zou hebben betaald in Saoedi-Arabië. Ook het accountantskantoor van Vimpelcom is op dit moment als verdachte aangemerkt in een strafrechtelijk onderzoek. Het strafrecht is echter niet het enige middel dat wordt ingezet, verschillende individuele accountants hebben zich tuchtrechtelijk voor hun handelen moeten verantwoorden bij de Accountantskamer. Zo diende het Openbaar Ministerie naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar een fiscale ontduikingsconstructie een tuchtklacht in tegen de oud-bestuursvoorzitter van het betrokken accountantskantoor. De FIOD heeft zelfs een coördinator tuchtrechttoepassing accountants aangewezen die beoordeelt of de resultaten van een strafrechtelijk onderzoek aanleiding vormen om een tuchtklacht in te dienen tegen de betrokken accountant. 

Voornoemde zaken hebben de nodige media-aandacht mogen genieten – veelal voordat een rechter een oordeel heeft kunnen vellen over de rol van de accountant. In de media worden de betrokken accountants op voorhand "veroordeeld" door teksten als “de accountant heeft zitten slapen".

Consequentie van deze (media‑)aandacht is dat ook private partijen de rol van de accountant onder de loep nemen en een tuchtklacht indienen wanneer zij twijfelen aan de rol van de accountant. Op grond van de Wet tuchtrechtspraak accountants kan eenieder die vermoedt dat een accountant in strijd heeft gehandeld met wet- en regelgeving namelijk een tuchtklacht indienen. De gedraging van de betreffende accountant behoeft niet specifiek tegen de klager te zijn gericht.

De mogelijkheid om een tuchtklacht in te dienen tegen accountants wordt in praktijk niet onbenut gelaten. De verschillende tuchtklachten die de Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie (SOBI) tegen accountants indiende, zijn hier een goed voorbeeld van. Deze stichting dient namelijk ook op eigen initiatief tuchtklachten in naar aanleiding van berichtgeving over fraude in de media. De accountant die de boeken controleerde van een van fraude verdachte onderneming is niet lastig te traceren. Als de betrokken accountant niet al met naam en toenaam is genoemd in de pers, dan is deze wel te achterhalen door de raadpleging van openbare bronnen, zoals het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. De controleverklaring bij de jaarrekening wordt daar immers in opgenomen. Een klacht is vervolgens snel ingediend. Een gebrek aan objectief op de zaak betrekking hebbende stukken pleegt daarbij niet altijd een belemmering te zijn. De versie van de waarheid zoals deze door de media wordt gepresenteerd, wordt soms al voldoende geacht om een tuchtzaak tegen de accountant aanhangig te maken.

Hier moet niet lichtvaardig over worden gedacht. Aan de indiening van een tuchtklacht zijn negatieve gevolgen verbonden. SOBI plaatst ingediende tuchtklachten op haar website, waardoor de aanloop naar de behandeling van de tuchtklacht bij de Accountantskamer in Zwolle vaak samen gaat met (nieuwe) media-aandacht. Voorts is de zitting openbaar en zo kan de betreffende accountant al in verregaande mate publiekelijk worden beschadigd, terwijl de Accountantskamer zich nog over de zaak moet uitlaten. Dat laatste betekent dat de Accountantskamer ook nog tot het oordeel kan komen dat het handelen van de betreffende accountant conform de toepasselijke wet- en regelgeving was.

Een goed voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Accountantskamer van 29 januari 2018. In deze zaak werd de accountant van uitvaartorganisatie De Facultatieve verweten dat hij ten onrechte twee jaarrekeningen zou hebben goedgekeurd, om die reden zou hebben meegewerkt aan het verhullen van oplichting en dat hij ten onrechte geen melding zou hebben gedaan bij de FIU. De Accountantskamer verklaart alle klachten ongegrond en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, zijn overtuigend. De Accountantskamer overweegt expliciet dat de bewijslast rust op degene die de klacht indient. Ten aanzien van het verwijt dat de betrokken accountant ten onrechte geen melding zou hebben gedaan op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme (Wwft) bij de FIU wordt vervolgens overwogen dat door de klager nog niet een begin van bewijs is aangedragen dat betrokkene geen melding heeft gedaan. Daarbij wordt aangetekend dat de Wwft aan betrokkene geheimhouding oplegt over het feit of door hem of zijn accountantsorganisatie een FIU-melding is gedaan. Het zou – in de ogen van de Accountantskamer – strijdig zijn met de eisen van een goede tuchtprocesorde, als een ieder door het indienen van een (niet met feiten onderbouwde) tuchtklacht, een betrokkene zou kunnen dwingen deze geheimhoudingsplicht ter noodzakelijke verdediging te doorbreken. De klacht behelsde in dit geval de facto niet meer dan een "fishing expedition".

De Accountantskamer stelt in deze uitspraak de nodige grenzen aan het indienen van tuchtklachten. Een tuchtklacht behoort niet te lichtvaardig en zonder feitelijke onderbouwing te worden ingediend. Zeker niet als (een onderdeel van) die klacht betrekking heeft op een mogelijk ontbrekende Wwft-melding aan de FIU. Op beantwoording van de vraag of al dan niet een FIU-melding is gedaan rust immers simpelweg een geheimhoudingsplicht.

In een tijd waarin de accountant onder vuur ligt, is een uitspraak als deze uiterst zinvol en welkom.

 

 

Print Friendly and PDF ^