OM niet-ontvankelijk in vervolging: voor derden was voor start vervolging al kenbaar dat vennootschap was ontbonden

Rechtbank Overijssel 17 april 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:2091

De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte. De verdachte was ten laste gelegd dat hij opzettelijke onjuiste aangiften omzetbelasting had gedaan. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat als op het tijdstip dat een vervolging wordt aangevangen voor derden kenbaar is dat een rechtspersoon is ontbonden, het recht tot strafvordering als vervallen moet worden beschouwd. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat dit onverlet laat de bevoegdheid van het openbaar ministerie om ter zake van een door die rechtspersoon begaan strafbaar feit een vervolging in te stellen tegen hen die tot dat feit opdracht hebben gegeven of feitelijke leiding hebben gegeven aan de verboden gedraging.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Vrijspraak voor passieve (ambtelijke) omkoping behandelaar tbs-kliniek

Rechtbank Rotterdam 12 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3476

Het dossier bevat aanwijzingen dat de verdachte en de medeverdachte een intieme relatie met elkaar hebben willen aangaan. Ook acht de rechtbank bewezen dat de verdachte een telefoon de kliniek heeft binnengebracht. Daarmee hebben de verdachte en de medeverdachte tegen de regels van de instelling in gehandeld. Voor de verdachte geldt dat zij als behandelaar van de instelling een niet-professionele houding heeft aangenomen. Anders dan de officier van justitie beoordeelt de rechtbank deze uitingen door de medeverdachte echter niet als giften waarmee de medeverdachte het oogmerk had de verdachte te willen omkopen. Ook de in de brief van de medeverdachte aan de verdachte genoemde vergoeding voor gemaakte onkosten wordt niet als gift beschouwd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Vrijspraak financieren van terrorisme en overtreden Sanctiewet vanwege ontbreken opzet

Gerechtshof Den Haag 17 april 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:609

Verdachte heeft samen met anderen verschillende geldbedragen, via tussenpersonen, doen toekomen aan zijn naar Syrië uitgereisde dochter. Het Hof spreekt verdachte vrij van verdenking van het financieren van terrorisme (feit 1, artikel 421 Sr) omdat het bewijs ontbreekt dat de verdachte opzet had op het financieren van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 421 Sr. Verder spreekt het hof de verdachte vrij van het opzettelijk overtreden van artikel 2 van de Sanctiewet omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op het opzettelijk financieren van een terroristische organisatie (feit 2) of één specifieke jihadstrijder (feit 3). Verdachte wordt voor de feiten 2 en 3 in de overtredingsvariant veroordeeld tot voorwaardelijke hechtenis.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Rechtsmacht: HR over toepasselijkheid van Nederlandse strafwet op gedragingen die buiten NL hebben plaatsgevonden en deel uitmaken van strafbaar feit dat op in NL gelegen plaatsen is gepleegd

Hoge Raad 16 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:611

De Hoge Raad herhaalt eerdere overwegingen met betrekking tot de toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet op gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden en deel uitmaken van een strafbaar feit dat op in Nederland gelegen plaatsen is gepleegd. ’s Hofs oordeel dat het OM wegens het ontbreken van rechtsmacht niet-ontvankelijk is in de vervolging van het ten laste gelegde behulpzaam zijn “bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door Duitsland” getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Aan verdachte wordt immers ook verweten dat hij een ander behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en doorreis door Nederland, en dat hij, zoals ook is bewezenverklaard, daartoe zijn voertuig ter beschikking heeft gesteld en samen met die ander na eerdere aanhouding in Duitsland verder is gereisd met als bestemming Rotterdam/Oosterschelde-gebied.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Eisen die aan herzieningsaanvraag worden gesteld

Hoge Raad 16 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:610

Alleen een herzieningsaanvraag die aan de door de Hoge Raad gestelde motiveringseis voldoet, kan in behandeling worden genomen. Een aanvraag die onvoldoende is gemotiveerd, is niet een aanvraag als in de wet bedoeld. Dit betekent dat indien een aanvraag een beroep doet op een met stukken onderbouwd gegeven a.b.i. art. 457 lid 1 sub c Sv, (a) aanvraag een nauwkeurige omschrijving moet bevatten van dit gegeven (novum) en dat dus niet kan worden volstaan met verwijzing naar bijgevoegde stukken waaruit zo’n novum zou moeten blijken; (b) aanvraag de redenen moet vermelden waarom novum tot één van (in art. 457 lid 1 sub c Sv) genoemde beslissingen zou hebben kunnen leiden; (c) aanvraag, indien deze ertoe strekt bewijsvoering aan te tasten, met voldoende precisie moet uiteenzetten (i) waarom bepaald onderdeel van bij aanvraag gevoegde stukken leidt tot ernstige twijfel aan juistheid van nauwkeurig aangeduid gedeelte van bewijsvoering, en (ii) waarom dat leidt tot ernstig vermoeden dat onderzoek van zaak, als dat gegeven toen bekend was geweest, zou hebben geleid tot vrijspraak. Alleen als een aanvraag aan deze eisen voldoet, kan de Hoge Raad beoordelen of de aanvraag gegrond is.

Read More
Print Friendly and PDF ^