Besluit Wob-verzoek inzake project debit- en creditcards

Op 4 november is een Wob-verzoek gedaan, waarmee werd verzocht informatie, gegevens en - ongeschoonde - documenten met betrekking tot het project "debit- en creditcards" ter beschikking te stellen. Het ministerie van Financiën heeft een beslissing genomen op dit Wob-verzoek.

Allereerst is nagegaan welke documenten voorhanden zijn die betrekking hebben op het verzoek. Deze inventarisatie heeft geleid tot de volgende lijst met documenten:

  1. Document Project debit- en creditcards; Openbaar Ministerie en Belastingdienst (FIOD en Belastingen) Sept. 2015
  2. Document Logboek debit- creditcards Geen datum
  3. Document standaardbrief Beoordeling verstrekte gegevens Geen datum
  4. Idem Geen datum
  5. Document standaardbrief Verzoek om informatie Geen datum
  6. Document standaardbrief Informatieverstrekking buitenlands vermogen Geen datum
  7. Document standaardbrief Uitstel aanleveren gegevens Geen datum
  8. Idem Geen datum

De geïnventariseerde documenten worden deels openbaar gemaakt.

In het project debit- en creditcards is sprake van nauwe samenwerking binnen de keten van fiscale rechtshandhaving, opsporing en vervolging. In verband hiermee zijn alle passages en informatie in deze documenten onleesbaar gemaakt ten aanzien waarvan het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het belang van inspectie, controle en toezicht door de Belastingdienst (art. 10, lid 2, onder d van de Wob) en het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten (art. 10, lid 2, onder c van de Wob) waarvoor het Openbaar Ministerie verantwoordelijk is. Openbaarmaking van die passages zou ertoe kunnen leiden dat belastingplichtigen of verdachten strategisch gedrag zouden kunnen gaan vertonen door in te spelen op de openbaar gemaakte informatie waardoor de positie van Belastingdienst en/of Openbaar Ministerie zou worden geschaad. Daarnaast zou het openbaar maken van sommige van deze passages leiden tot onevenredige benadeling van de genoemde organisaties. Dat wil ik voorkomen. Hiervoor baseer ik mij op art. 10, lid 2, onder g van de Wob.

Achtergrond

In het kader van het Project debit- en creditcards hebben het Openbaar Ministerie, de FIOD en de Belastingdienst de handen ineen geslagen om het probleem van niet-aangegeven buitenlands vermogen aan te pakken. Het doel is om gezamenlijk tot een rijksbrede en integrale aanpak van dit verschijnsel te komen. De pakkans wordt hierdoor steeds groter en zwartspaarders riskeren bij ontdekking naast het kwijtraken van een flink stuk van hun vermogen, ook strafrechtelijke vervolging.

Uitgangspunt voor het project Debet- Creditcards is een risico-analyse die is gedaan op het gebruik van buitenlandse debet/credit-cards in Nederland. Nadat de identiteit van de kaarthouder is achterhaald wordt de keuze gemaakt of de zaak bestuurlijk dan wel strafrechtelijk afgedaan wordt. In het geval van een bestuursrechtelijke afdoening zal de Belastingdienst naast een navorderingsaanslag ook een boete (tot maximaal 300%) opleggen. In het geval van een strafrechtelijke afdoening zullen de FIOD en het Openbaar Ministerie naast opsporing en vervolging het wederrechtelijk verkregen voordeel terugvorderen.

Een recente, beperkte, pilot van de Belastingdienst heeft het volgende beeld laten zien. Bij 39 van de 51 geselecteerde anonieme buitenlandse kaarten is de kaarthouder achterhaald. Bij 11 van de 39 kaarthouders bleek geen Nederlands heffingsbelang aanwezig. Bij de overige 28 kaarthouders is dat wel het geval. De behandeling van 12 van laatstgenoemde 28 kaarthouders is inmiddels afgerond en levert een opbrengst van € 4 miljoen op. De overige 16 kaarthouders zijn nog in behandeling bij de Belastingdienst.

Het OM, de FIOD en de Belastingdienst, streven ernaar om met dit project te bevorderen dat belastingplichtigen informatie verstrekken over hun buitenlands vermogen. Door buitenlands vermogen niet aan te geven kan een correct en rechtvaardige belastingheffing niet worden bewerkstelligd.

Onder meer door dit project willen we duidelijk maken dat het buiten beeld houden van vermogen niet loont. Het wordt maatschappelijk ook niet (langer) geaccepteerd. De deelnemende partijen aan het project vinden het belangrijk dat hierover gecommuniceerd wordt. Dit draagt bij aan het rechtsgevoel. Belastingplichtigen met nog niet opgegeven buitenlands vermogen kunnen nog gebruik maken van de inkeerregeling door alsnog juiste en volledige gegevens te verstrekken tot het moment dat zij weten of moeten vermoeden dat de Belastingdienst hen op het spoor is.

Naast het identificeren van de kaarthouders zal er binnen dit project ook aandacht worden besteed aan het identificeren van zogenaamde facilitators, waaronder notarissen, accountants, belastingadviseurs en boekhouders die actief betrokken zijn bij het opzetten van belastingconstructies, onvolledige informatie verstrekken (aan de Belastingdienst) en zich niet houden aan de bepalingen in de Wet ter voorkoming witwassen en financiering terrorisme (Wwft).

Deze facilitators riskeren naast een tuchtrechtelijke klacht ook strafrechtelijke vervolging. Juist aan deze beroepsgroepen, in hun rol als poortwachter kennen wij een belangrijke en zelfstandige rol toe in de bestrijding van zowel belastingfraude als witwassen.

 

Print Friendly and PDF ^