Ontneming: wvv mede ontleend aan de inhoud van de in een pv neergelegde anonieme melding. HR zet motiveringseisen aan gebruik van schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt uiteen.

Hoge Raad 2 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:166

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 8 juli 2014 de uitspraak bevestigd van de Rechtbank Limburg van 2 september 2013, waarbij de betrokkene de verplichting is opgelegd om een bedrag van € 49.336,52 aan de Staat te betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Namens de betrokkene heeft mr. E. Maessen, advocaat te Maastricht, drie middelen van cassatie voorgesteld.

Middel

Het tweede middel klaagt dat het Hof ten onrechte de beslissing ex art. 36e Sr van de Rechtbank heeft bevestigd, nu de Rechtbank de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ontleend aan een schriftelijk bescheid houdende een anonieme verklaring en zij in haar uitspraak geen blijk heeft gegeven te hebben onderzocht of de anonieme verklaring betrouwbaar is, noch of aan de verdedigingsrechten van de betrokkene in voldoende mate is tegemoetgekomen, zodat de uitspraak gelet op het bepaalde in art. 511g Sv in verbinding met art. 415 Sv en art. 360, eerste lid, Sv niet in stand kan blijven.

Beoordeling Hoge Raad

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De Rechtbank heeft dit voordeel geschat op € 49.336,52 en aan de betrokkene een betalingsverplichting opgelegd ter hoogte van dit bedrag.

De uitspraak van de Rechtbank houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:

"3. De uitgangspunten voor de beoordeling

Bij (...) vonnis d.d. 2 september 2013 is [betrokkene] veroordeeld wegens onder meer opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, gepleegd op 18 mei 2012.

(...)

4. De bewijsmiddelen

Op 18 mei 2012 is in de kelder van de woning [a-straat 1] te Maastricht een in werking zijnde hennepplantage aangetroffen. Voorts zijn op de zolder van deze woning twee 'growtenten' met hennepplanten aangetroffen. In de kelder stonden 546 planten. Op de zolder stonden in iedere tent 50 planten. Onderzoek wees uit dat het hennepplanten betrof. Op de vloer van de kelder zijn verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen. Voorts zijn op de grond in de kelder knipschaartjes met hennepresten aangetroffen. Op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen lag stof. Verder zijn diverse lege flacons aangetroffen waarin groei- en bloeimiddel had gezeten, was er sprake van kalkafzetting in een ton met water en was er een perfecte en zeer volle hennepplant met bloem.

Volgens een anonieme tip was er al eerder geoogst. [Met verwijzing naar voetnoot 7, die luidt: Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2012 op pagina 13.]

Tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat de plantage van hem was.

Ter terechtzitting d.d. 19 augustus 2013 heeft verdachte verklaard dat hij voor de woning [a-straat 1] te Maastricht € 2.000,00 of € 2.400,00 huur per maand betaalde, inclusief elektriciteitskosten. [betrokkene 1] , de eigenaar van de woning, heeft verklaard dat hij de woning in mei 2011 aan verdachte heeft verhuurd.

5. De schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel

5.1

De berekening en de motivering van de schatting

De rechtbank ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel dat [betrokkene] uit de baten van het opzettelijk telen van hennep, voorafgaande aan de op 18 mei 2012 aangetroffen teelt, voordeel heeft gekregen. De rechtbank zal het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vaststellen op € 49.336,52.

Uit voormelde bewijsmiddelen volgt onder meer dat in de door [betrokkene] gehuurde woning aan de [a-straat 1] te Maastricht knipschaartjes met hennepresten zijn aangetroffen en diverse lege flacons waarin groei- en bloeimiddel had gezeten. Ook was sprake van stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen en van kalkafzetting in een ton met water. Daarnaast is een perfecte en zeer volle hennepplant met bloem aangetroffen, hetgeen - naar de rechtbank als feit van algemene bekendheid aanneemt - bij een eerste oogst allerminst voor de hand ligt. Ten slotte werd er in een anonieme tip melding van gemaakt dat er al eerder was geoogst.

Anders dan de verdediging, is de rechtbank dan ook van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [betrokkene] een eerdere oogst heeft gehad.

De rechtbank gaat ervan uit dat [betrokkene] in de woning waarin op 18 mei 2012 een hennepkwekerij is aangetroffen, eenmaal eerder hennepplanten heeft geoogst. Zij gaat daarbij uit van hetzelfde aantal hennepplanten dat ook op 18 mei 2012 is aangetroffen, te weten 646 planten."

Uit het vorenstaande volgt dat de Rechtbank de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel mede heeft ontleend aan de inhoud van de in een proces-verbaal van politie neergelegde anonieme melding dat "er al eerder [was] geoogst". Dat proces-verbaal moet in zoverre worden aangemerkt als een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt als bedoeld in art. 344a, derde lid, Sv.

Indien de rechter in de ontnemingsprocedure de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel mede ontleent aan een schriftelijk bescheid houdende een anonieme verklaring, dient hij overeenkomstig art. 360, eerste lid, Sv in zijn uitspraak ervan blijk te geven te hebben onderzocht of de anonieme verklaring betrouwbaar is, alsmede of aan de verdedigingsrechten van de betrokkene in voldoende mate is tegemoetgekomen. (Vgl. HR 20 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6002, NJ 2012/412.) Van een dergelijk onderzoek blijkt niet. Nu het Hof de uitspraak van de Rechtbank - die niet voldoet aan de eisen van art. 360, eerste lid, Sv - zonder aanvulling in de zin van art. 423, eerste lid, Sv heeft bevestigd, voldoet ook het arrest van het Hof niet aan die eisen.

Het middel slaagt.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^

'Geknutsel in de ontnemingswetgeving'

De ontnemingswetgeving is geen rustig bezit. Sinds de invoering ervan op 1 maart 1993 heeft de wetgever herhaaldelijk aanleiding gezien om wijzigingen in het ontnemingsrecht door te voeren. Zie bijvoorbeeld de vervanging van de vervangende hechtenis door de lijfsdwang, de verruiming van de mogelijkheden tot het leggen van conservatoir beslag om schijnconstructies te doorbreken, de mogelijkheid om ook na de uitspraak in eerste aanleg een nader strafrechtelijk financieel onderzoek in te stellen om te speuren naar vermogensbestanddelen en de introductie van het strafrechtelijk executie-onderzoek. Deze wijzigingen worden positief gewaardeerd, omdat hiermee tegemoet werd gekomen aan in de praktijk ervaren knelpunten of tekortkomingen in het ontnemingsinstrumentarium. Naast dergelijke nuttige wijzigingen heeft de wetgever ook enkele malen aanleiding gezien om in de ontnemingswetgeving wijzigingen aan te brengen waarvan de waarde en betekenis erg diffuus zijn.

Lees verder:

 

Print Friendly and PDF ^

OM: 143,5 miljoen euro afgepakt in strafrechtketen

Er is afgelopen jaar in totaal EUR 143.576.295 afgepakt in de strafrechtketen Dit is het gezamenlijk resultaat van de samenwerking tussen een groot aantal overheidsdiensten, zoals de Politie, FIOD, Douane, De Dienst Domeinen, het Centraal Justitieel Incassobureau en vele andere partners. Een groot deel van alle criminaliteit wordt gepleegd met het oog op snel financieel gewin. Of het nu gaat om drugshandel, diefstal of fraude: in alle gevallen is geld de drijfveer van criminelen. Door dit geld van de criminelen af te pakken, raken Politie, Bijzondere Opsporingsdiensten en alle andere partners hen op een plek waar het pijn doet: in de portemonnee. Doorgewinterde criminelen calculeren een eventuele celstraf in als beroepsrisico. Door hun vermogen af te pakken verliezen daders hun status in het criminele milieu en verliezen zij het investeringsbudget om nieuwe misdaadavonturen aan te gaan. Bovendien draagt het programma Afpakken bij aan herstel van het rechtsgevoel in de maatschappij. Het is goed als burgers zien dat de dubieuze dure auto van vage types wordt afgepakt. We willen niet dat eerlijke bedrijven over de kop gaan omdat criminele bedrijven de markt verzieken door concurrentievervalsing. Afpakken kan om grote zaken en bedragen gaan, maar we vinden afpakken in kleinere zaken net zo belangrijk. Zodat mensen in een wijk zien dat hun buurtgenoot niet langer dat hele dure horloge draagt, betaald met crimineel geld.

Groei afpaktotaal

Het geld dat is afgepakt van criminelen is eerst en vooral bedoeld voor slachtoffers. Het belangrijkste is om hen zoveel mogelijk financieel compenseren. Wat afgepakt wordt voor slachtoffers zit niet in het afpaktotaal verwerkt. Alleen bij misdrijven waar zich geen slachtoffers melden, zoals bijvoorbeeld in corruptie- of drugszaken, vloeit het crimineel vermogen dat wordt afgepakt naar de schatkist. Dit jaar gaat er dus 143,5 miljoen euro naar de Staat. Voorgaande jaren bedroeg het afpaktotaal bijna 136 miljoen (2014), bijna 90 miljoen (2013) en bijna 50 miljoen (2012). De inzet van de komende jaren is om dit cijfer nog verder door te laten groeien. Waar het ons om gaat is dat misdaad niet mag lonen.

De komende jaren zullen alle partners zich inspannen om misdaad niet te laten lonen. De fraudebestrijding zal nog verder geïntensiveerd worden, met name ook de witwasbestrijding. Het streven is dat alle diensten nog meer integraal gaan afpakken, om de gezamenlijke kansen en samenwerking nog beter benutten. Daarbij kunnen we kiezen uit een breed palet aan instrumenten, zoals boetes, ontnemingen, transacties en verbeurdverklaringen.

Bron: OM

 

Print Friendly and PDF ^

Hof: Verdachte in voorlopige hechtenis in strafzaak dus had hem ook in de ontneming ambtshalve een raadsman dienen te worden toegevoegd

Gerechtshof Amsterdam 8 januari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:65

De veroordeelde is bij arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 24 maart 2009 veroordeeld ter zake van het meermalen overtreden van de Opiumwet en deelneming aan een criminele organisatie. Het Openbaar Ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 370.297,76.

De rechtbank Noord-Holland heeft bij vonnis van 12 december 2014 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250.000 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Het Openbaar Ministerie en de veroordeelde hebben hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis.

De raadsvrouw van de veroordeelde heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat op grond van artikel 41 jo. artikel 27, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg door de voorzitter van de rechtbank een advocaat had dienen te worden toegevoegd, nu de veroordeelde in de strafzaak voorlopige hechtenis heeft ondergaan. De rechtbank heeft de zaak behandeld, zonder dat aan deze verplichting was voldaan en zonder dat de veroordeelde door een advocaat is bijgestaan, zulks ten onrechte. Nu de rechtbank niet aan behandeling van de zaak had mogen toekomen zonder dat de veroordeelde door een advocaat werd bijgestaan, heeft de raadsvrouw het hof verzocht de zaak terug te wijzen naar de rechtbank.

Het hof overweegt het volgende.

Uit het dictum van het arrest in de strafzaak leidt het hof af dat in de strafzaak ten aanzien van de veroordeelde voorlopige hechtenis is bevolen. Niet is gebleken dat zich in de ontnemingsprocedure een advocaat als raadsman heeft gesteld noch dat ambtshalve toevoeging als bedoeld in artikel 41 Sv heeft plaatsgevonden. De ontnemingszaak is zonder dat de veroordeelde ter terechtzitting werd bijgestaan door een raadsman bij verstek afgedaan.

Artikel 41, eerste lid, aanhef en onder a, Sv bepaalt dat aan de verdachte die geen raadsman heeft, op ambtshalve last van de voorzitter van de rechtbank, een raadsman wordt toegevoegd wanneer zijn bewaring of gevangenneming is bevolen, dan wel, indien de verdachte niet in verzekering was gesteld, wanneer zijn bewaring of gevangenneming is gevorderd. Op grond van artikel 27, derde lid, Sv komen de aan de verdachte toekomende rechten tevens toe aan de veroordeelde te wiens aanzien op een vordering van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht niet onherroepelijk is beslist. Uit de Memorie van Toelichting, Kamerstukken II, 1989-1990, 21 504, nr. 3, pagina 39, volgt dat daaronder ook vallen de rechten tot bijstand door een gekozen of toegevoegde raadsman. Hierin wordt, aldus de wetgever, mede tot uitdrukking gebracht dat het strafrechtelijk financieel onderzoek en de ontnemingsprocedure moeten worden gezien als sequeel of voortzetting van de strafvervolging van de onderliggende feiten en de behandeling daarvan in de hoofdprocedure, hetgeen eveneens volgt uit (vaste) rechtspraak van de Hoge Raad. Gelet hierop, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat artikel 41 Sv van overeenkomstige toepassing is in de ontnemingsprocedure.

Het voorgaande brengt mee dat – toen bij de terechtzitting van de rechtbank van 12 december 2014 bleek dat de veroordeelde niet werd bijgestaan door een raadsman – de rechtbank de behandeling van de zaak had moeten schorsen, opdat op ambtshalve last van de voorzitter van de rechtbank aan de veroordeelde alsnog een raadsman zou zijn toegevoegd met het oog op de behandeling van de procedure tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het in het belang van de veroordeelde gegeven voorschrift neergelegd in artikel 41, eerste lid, aanhef en onder a, Sv is van zo grote betekenis dat, al wordt dit niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming daarvan aan een geldige behandeling ter terechtzitting in de weg staat. Het hof zal het vonnis daarom vernietigen en, nu de raadsvrouw zulks heeft verlangd, de zaak terugwijzen naar de rechtbank Noord-Holland, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^

Profijtontneming: aan te leggen maatstaf bij het verzoek tot het overleggen van bescheiden en stukken van overtuiging

Hoge Raad 5 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:2 Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft de betrokkene ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 27.960,92.

In de hoofdzaak is de betrokkene veroordeeld ter zake van opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod. In de onderhavige ontnemingsprocedure is onder meer de vraag aan de orde of sprake is geweest van een eerdere oogst. Tot de stukken van het geding behoort een proces-verbaal inzake wederrechtelijk verkregen voordeel waarbij een verklaring is gevoegd van betrokkene 2, die als fraude-inspecteur werkzaam is bij Stedin Netbeheer BV. Hij verklaart dat er ten minste één hennepkweek heeft plaatsgevonden vóór de aangetroffen hennepkweek. In opdracht van de raadsman van de verdachte heeft betrokkene 1, forensisch analist bij het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau een onderzoeksrapport opgesteld waarin de conclusie in het eerder genoemde proces-verbaal, inclusief de daarbij gevoegde verklaring van betrokkene 2 dat sprake is geweest van een eerdere oogst, aan een toetsing is onderworpen. De raadsman van de verdachte heeft het onderzoeksrapport bij faxbrief van 3 juni 2014 aan het hof toegezonden.

Middel

De middelen betreffen het verzoek van de raadsman het onderzoeksrapport aan het dossier toe te voegen (middelen 1 en 2) en het daaraan verbonden verzoek tot het oproepen van betrokkene 2 als getuige (middel 3).

Beoordeling Hoge Raad

Ingevolge het ook in ontnemingszaken toepasselijke art. 414, eerste lid tweede volzin, Sv zijn de advocaat-generaal bij het hof en de betrokkene bevoegd voor of bij de behandeling van een zaak in hoger beroep nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen. De uitoefening van die bevoegdheid is evenwel onderworpen aan de eisen die voortvloeien uit de beginselen van een behoorlijke procesorde. Een algemene regel daaromtrent valt niet te geven. Van geval tot geval zal dus moeten worden beoordeeld of aan die eisen is voldaan, waarbij mede betekenis toekomt aan de (belastende dan wel ontlastende) aard van de over te leggen bescheiden of stukken en, indien het gaat om belastende bescheiden of stukken, aan de (al dan niet complexe) aard van de te berechten zaak en het stadium waarin de procedure zich bevindt.

Ingeval bij de behandeling van een zaak in hoger beroep door de advocaat-generaal dan wel door de betrokkene het verzoek wordt gedaan om nadere bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen, zal de rechter een afwijzende beslissing op een dergelijk verzoek dienen te motiveren aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf. Indien de rechter het verzoek toewijst, zal hij de overgelegde stukken bij zijn beraadslaging dienen te betrekken (vgl. HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7709, NJ 2010/409).

Het verzoek van de raadsman tot het voegen van het onderzoeksrapport van betrokkene 1 aan het dossier is een verzoek in de zin van art. 414, eerste lid tweede volzin, Sv. Door te oordelen dat dit verzoek wordt afgewezen op de grond dat de "opgemaakte rapportage niet noodzakelijk is voor enige in deze zaak te nemen beslissing" heeft het Hof de aan te leggen maatstaf bij de beoordeling van het verzoek miskend.

Daarbij komt nog het volgende. Het bedoelde rapport bevindt zich bij de stukken van het dossier en is klaarblijkelijk aan het Hof overgelegd als nieuw bescheid in de zin van art. 414, eerste lid, Sv. Daarvan uitgaande, strekken de overwegingen van het Hof kennelijk ertoe als zijn oordeel tot uitdrukking te brengen dat het Hof het rapport niet bij zijn beraadslaging zal betrekken. Daarmee heeft het Hof miskend dat het acht zal moeten slaan op de inhoud van op de voet van art. 414, eerste lid, Sv overgelegde bescheiden.

Het middel slaagt.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^